
VERSLAG VAN DIVERSE
PSYCHOLOGISCHE ANGST
KENMERKEN
Verslag ter ondersteuning van het behandelen van Rijangsten BIJ PARKINSON PATIËNTEN
Hans van Geluk | | 15-11-2011/ 08-02-2021
Dit studieverslag heb ik op 15-11-2011 voor Van Geluk Professional Driving Assessments geschreven ter ondersteuning van het behandelen van Rijangsten.
Op 08-02-2021 heb ik dit studieverslag overgenomen voor Parkinson(isme) en Verkeersdeelnemer om toe te voegen aan mijn persoonlijke en particuliere website voor mijn mede Parkinsonians.
Met medewerking van A-ggz. Alle onderwerpen en anekdotes zijn afkomstig van boeken uit de reeks van A-ggz, uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum en andere boeken, uitgevers.
Inhoud
Hfdst. 1 leven met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS) 2
Hfdst. 2 leven met een psychotische stoornis 18
Hfdst. 3 leven met een dwangstoornis 41
Hfdst. 4 leven met een fobie 64
Nawoord 75
Hfdst. 1 Leven met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS) 2
Voorwoord
Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis kunnen erg van elkaar verschillen, maar allemaal hebben ze veel moeite om het evenwicht in hun leven te bewaren. Instabiliteit is een steeds terugkerend punt. Met een borderline stoornis ervaart de patiënt vooral een combinatie van problemen op de gebieden van relaties (Veel relaties met pieken en dalen, het afstoten en aantrekken van mensen), emoties (wisselende stemmingen, gevoelens van leegte), impulsiviteit, zelfbeeld (“wie ben ik eigenlijk?” En een wisselend zelf gevoel) en denken (zwart-wit denken, tijdelijke denkproblemen Bij hoge stress). De last die een patiënt van deze klachten heeft in het dagelijks leven kan sterk verschillen, maar de stoornis is altijd aanwezig. De grote variëteit in klachten van mensen met een borderline stoornis en het vaak voorkomen van andere psychiatrische klachten maken de diagnostiek voor hunzelf en hulpverleners behoorlijk lastig. De combinatie van inzicht, ervaring en het gebruik van goede hulpmiddelen zoals bepaalde interviews, maken goede diagnostiek echter wel mogelijk.
In de psychiatrie wordt veelal uitgegaan van een bio-psychosociaal model (een combinatie van biologische, psychologische een sociale factoren) wanneer naar het ontstaan van een borderline stoornis wordt gekeken. De biologische risico factoren hebben met name betrekking op een mate van genetische aanleg die zich kan bevinden op het gebied van het emotieregelsysteem van de hersenen, de neurotransmitterhuishouding van de hersenen en/of het temperament dat ten grondslag ligt aan iemands persoonlijkheid. Binnen de psychologische factoren spelen negatieve jeugdervaringen en verschillende psychologische theorieën een rol, met name vanuit de psychoanalytische en de cognitieve stromingen. Wat betreft de sociale factoren moet worden gedacht aan de eigenschappen van een samenleving en cultuur waarin iemand leeft. Het staat echter vast dat geen enkele risicofactor op zichzelf voldoende is om een borderline stoornis te ontwikkelen. De verschillende risicofactoren staan in wisselwerking met elkaar en zijn op die manier verantwoordelijk voor het ontstaan van borderline problematiek.
Mensen met een borderline stoornis die geen behandeling krijgen, kampen waarschijnlijk vaker met steeds terugkerende crisissituaties op het gebied van relaties, emoties, impulsiviteit, zelfbeeld en denken. Er zijn ook veel mensen met borderline problemen die wel een behandeling beginnen maar die om tal van redenen niet afmaken. Voor weer anderen is het starten en weer stoppen met behandelingen voor borderline problematiek een patroon geworden, steeds op zoek naar de behandeling bij hén past. Met het toenemen van de leeftijd verdwijnen de scherpe kantjes van de borderline problemen, maar de kwaliteit van leven wordt in verschillende opzichten als minder ervaren dan die van mensen die een geslaagde behandeling voor hun stoornis hebben gehad. Er zijn inmiddels verschillende goede behandelingen voor borderline persoonlijkheidsproblematiek ontwikkeld die het verloop van de stoornis gunstiger maken. De behandeling van een borderline stoornis is vrijwel altijd een langdurige zaak. Hoé langdurig is onder meer afhankelijk van de motivatie, de inzet, de aard van de problemen en/of de combinatie met andere bijkomende psychische problemen van de betrokkene.
Andere veel voorkomende problemen bij mensen met een borderline stoornis zijn stemmingsstoornissen, middelenmisbruik, angststoornissen en andere persoonlijkheidsstoornissen.
Mensen in de omgeving van iemand met een borderline stoornis, of ze nu dichtbij staan of verder weg, krijgen meestal ook op een of andere manier te maken met de gevolgen van de borderline problematiek. Instabiliteit in relaties is immers een van de kenmerken daarvan. Het is goed om na te gaan waarom de patiënt wel of niet een ander van zijn borderline stoornis zou vertellen. De mensen die dicht bij de patiënt met een borderline stoornis staan zal hij eerder openheid van zaken geven dan mensen die verder weg van hem staan. De omgang met kinderen, of met een kinderwens, heeft vaak een grote emotionele lading, waarop de huidige situatie natuurlijk veel invloed uitoefent. Veel mensen met een borderline stoornis worden gehinderd in een optimale ontwikkeling op het gebied van werk of opleiding. Ook hier is het nog wel eens de vraag wie wel en wie niet te informeren en met welke uitleg.
In Nederland bestaan talrijke mogelijkheden op het gebied van behandeling van borderline problematiek. De individuele therapie keuze maar die patiënt met jou als hulpverlener samen op dat moment. De insteek en opbouw van drie verschillende behandelingen die in wetenschappelijk onderzoek bewezen hebben effectief te zijn voor borderline problematiek, worden besproken. Dit zijn schemagerichte cognitieve gedragstherapie, op overdracht gericht een psychoanalytische psychotherapie en dialectische gedragstherapie.
Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheden van medicatie bij de behandeling van de borderline stoornis.
De vooruitzichten om de draad van het leven weer op te pakken is bedoeld voor de korte en langere termijn. Voor de korte termijn betekent dat hoe om te gaan met een crisis en hoe een crisis te voorkomen. Voor de langere termijn worden verschillende aspecten belicht. Er wordt ingegaan op het belang van realistische verwachtingen over verloop van de behandeling, het doel van de behandeling en het leven ná de behandeling.
Daarnaast wordt de invloed van een gestructureerde levenswijze voor een prettiger leven met een borderline stoornis duidelijk gemaakt, evenals het belang van een goede relatie van de client met zichzelf en anderen.
Nota bene: wat extra inspiratie voor de patiënt om de draad weer op te pakken is dat het woordje “crisis” niet alleen de huidige betekenis heeft van een kritieke situatie of onevenwichtigheid maar omdat de oorspronkelijke betekenis “beslissend keerpunt”, “beslissende ommekeer” is. Het woord crisis draagt de mogelijkheid van een nieuwe kans in zich. Dan is het aan de patiënt om (keer op keer) te proberen de kans te pakken!
Kenmerken van een borderline stoornis:
Een diepgaand patroon van instabiliteit van intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende:
- Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden.
- Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig realiseren en kleineren.
- Identiteitsstoornis: duidelijk een aanhoudend instabiel zelfbeeld en zelfgevoel.
- Impulsiviteit (naar plotselinge drang handelen) op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden (bijvoorbeeld geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos rijgedrag, vreetbuien).
- Steeds terugkerende suïcidale gedragingen, gestes, dreigingen of automutilatie (zelfbeschadiging).
- Wisselingen in gemoedstoestand als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bijvoorbeeld periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en slechts langer dan een paar dagen).
- Chronisch gevoel van leegte.
- Inadequate (ontoereikendheid), intense woede of moeite boosheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen).
- Voorbijgaande, met stress samenhangende paranoïde (onredelijk wantrouwen) ideeën of ernstige dissociatieve stoornissen (niet gewilde en niet bedoelde verandering in het bewustzijn ten opzichte van de eigen identiteit) of verschijnselen. Dissociatieve komt van het woord dissociatie.
Lees dit verhaal eens van mede Parkinsonian Peter van der Aart,
Wie ben ik
Ik schrijf dingen graag van mij af. Dat helpt soms. Zo ook vanavond en wilde dit delen. Misschien helpt het anderen om het een beetje van zich af te zetten…. zoals het bij mij ook een beetje doet.
Wie ben ik??
Deze vraag stel ik mij regelmatig de laatste tijd. Tuurlijk….ben Peter ..55 jaar… getrouwd… goede baan en heb hobby’s die ik kan delen met mijn vrouw.
Maar wie ben ik nu echt??
Want sinds de diagnose Parkinson ben ik niet meer die Peter. En gek eigenlijk want er is niets veranderd. Ben nog steeds Peter….55 jaar….getrouwd…goede baan en hobby’s die ik kan delen met mijn vrouw. Maar daar hoort sinds zeven jaar Parkinson bij.Mei 2014 was de eerste keer dat er aan gedacht werd. In oktober 2014 werd het echt werkelijkheid. Klachten waren er al vanaf 2013. Sinds die tijd is het langzaam achteruit aan het gaan. En dan met name met wandelen en de fijne motoriek in mijn linkerhand.
Sinds juni vorig jaar is duidelijk geworden dat die goede baan niet meer past bij mijn cognitieve mogelijkheden. Dat raakte en raakt mij nog steeds diep van binnen. En stel ik mij weer de vraag wie ben ik??
Word ik straks …Peter…. 60 jaar…..getrouwd…..weg goede baan en weg hobby’s die ik kan delen met mijn vrouw??? Simpelweg omdat de Parkinson mij die mogelijkheden ontneemt??
En stel ik mij de vraag.. Wie ben ik dan??
Ik wil vechten voor wie ik NU ben… maar het voelt als een strijd die ik aan het verliezen ben. Elke dag merk ik dat er iets anders gaat. Kleine dingen… maar ook grotere zoals medicatie eerder uitgewerkt, laat eerder iets vallen, minder focus, onrustig gevoel, kramp in teen bij douchen, langzamer bewegen zonder eerste medicatie, niet lang in zelfde houding kunnen zitten. En deze opsomming is nog volop in beweging en zal over tijd langer worden.
En stel ik mij weer de vraag. Wie ben ik (dan)??
Maar eigenlijk zou de vraag moeten zijn .. Wat word ik dan??
Peter van der Vaart op Parkinson Community
Behandelmethodes voor een borderline stoornis:
Schemagerichte cognitieve gedragstherapie
(De schemagerichte cognitieve gedragstherapie voor de borderline stoornis is, vanuit de cognitieve therapie ontwikkeld door Jeffrey Young).
De vijf modi van de borderline persoonlijkheidsstoornis volgens Young zijn:
- De beschermer; de modus, vooral van niet voelen, niet denken en niet willen weten. Deze modus helpt de patiënt het dagelijks leven aan te kunnen, helpt de patiënt ‘te overleven’. Hij schermt de patiënt onder meer af tegen het voelen en verwerken van emoties die te pijnlijk zijn, tegen het aangaan van intimiteit en het aangeven van de grenzen en wensen van de patiënt.
- De straffende oudere; vaak een innerlijke, strenge of straffende stem van de vader/moeder/opvoeder die zich bijvoorbeeld uit in het straffen van de patiënt zelf, in zelfhaat of je slecht voelen. Deze modus veroorzaakt schade aan de patiënt: schuld – en schaamtegevoelens, een negatief zelfbeeld, faalangst en uitstelgedrag. Hij belemmert tolerantie en vergeving.
- Het verlaten/misbruikte kind; de modus, vooral, van de patiënt alleen, angstig of in de steek gelaten voelen, maar ook van verlangen naar liefde en veiligheid. Deze modus wordt vaak in eenzaamheid beleeft, afgeschermd van de buitenwereld, dus ook afgeschermd van de liefde en steun van anderen.
- Het woedende/impulsieve kind; de modus, vooral, van de heftige onbeheersbare boosheid; heftige, oprechte verontwaardiging en frustratie, wraakzucht. Deze modus richt vaak schade aan een relaties Omdat onbeheersbare woede tegenover andere (vraag mensen in de naaste omgeving) uiteindelijk het resultaat kan zijn.
- De gezonde volwassene; de modus, vooral, van het kunnen innemen van verschillende en genuanceerde standpunten vanuit een positief zelf-, relatie- en toekomstbeeld. De schema’s in deze modus zijn bij iemand met een borderline stoornis mijn zo sterk onderontwikkeld of zelfs afwezig.
In de therapie wordt de modus waarin een patiënt verkeerd steeds besproken en dat helpt te begrijpen wat er op dat moment gebeurt. De therapie richt zich echter ook op het leven buiten de therapie en op het verleden.
Op overdracht gericht een psychoanalytische psychotherapie
“Transference Focused Psychotherapy” (TFP) oftewel op overdracht gerichte psychoanalytische psychotherapie, is in de Verenigde Staten ontwikkeld door een groep therapeuten onder leiding van Otto Kernberg.
De therapie bestaat uit verschillende fasen
- De zogenaamde contract fase staat aan het begin van de behandeling. Daarin bekijken de patiënt en jij als therapeut in overleg of het inderdaad mogelijk is om samen te werken en maken afspraken waarin rechten en plichten van jullie beiden zijn vastgelegd. Ook worden er ‘spelregels’ besproken:
Bijvoorbeeld dat wat er tijdens de therapie bij de patiënt in zijn hoofd opkomt aan gedachten en gevoelens ook daadwerkelijk uitspreekt. Het is vervolgens de taak van jou als therapeut om de gedachten en gevoelens van de patiënt een betekenis (functie) te geven in de therapeutische relatie. Over alle dingen die de behandeling mogelijk in gevaar kunnen brengen zoals: zelf verwondering, wegblijven van sessies, middelenmisbruik, maar ook langdurig zwijgen; worden afspraken gemaakt. Zo ontstaat er een ‘op maat gemaakt’ kader waarbinnen de behandeling van start kan gaan. De contractfase maakt de patiënt duidelijk dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn leven en het slagen van de behandeling.
2. In de beginfase van de overdracht gerichte psychoanalytische psychotherapie is de aandacht vooral gericht op het vergroten van de controle over impulsieve gedragingen en zelfbeschadigend gedrag. In deze fase is het nogal eens nodig om terug te grijpen naar de afspraken van het contract.
3. In de midden fase komt er steeds meer ruimte om de feitelijke overdracht te bespreken. Het bereiken van de verdieping is daarbij belangrijk. Het lukt de patiënt in deze fase waarschijnlijk al beter om bepaalde moeilijke gevoelens te verdragen en die dan ook nog te bespreken. Het bereiken van de verdieping is daarbij belangrijk. Op den duur herkent de patiënt de verschillende aspecten van zichzelf en anderen in zijn omgang met andere mensen beter. Als therapeut help je de patiënt te begrijpen wat (vaak bepaalde angstgevoelens) het zien van één geheel nog in de weg staat.
4. In de latere fasen is dat vermogen tot (zelf)reflectie zo gegroeid dat de client die verschillende aspecten van zichzelf of iemand anders naast elkaar kan laten bestaan, als aspecten van dezelfde persoon. Een voorbeeld hiervan is dat de patiënt tegen die tijd jou als therapeut ervaart als een zeer betrokken en kundig iemand (een sympathiek, ‘goed’ aspect) maar tegelijk als iemand op meer afstand van de patiënt dan hij zou willen, wat eigenlijk irritatie of misschien boosheid bij de patiënt oproept (een ‘slecht’ aspect).
Dialectische gedragstherapie
Dialectische gedragstherapie (DGT) is ontwikkeld door Marsha Linehan en begin jaren negentig van de vorige eeuw als eerste behandeling van de borderline stoornis op een dergelijke manier wetenschappelijk onderzocht.
Dialectische gedragstherapie is in 4 fasen verdeeld:
- Voorbehandeling; Fase nul, oriënteer samen met de patiënt op een samenwerking en er moet uiteindelijk overeenstemming worden bereikt tussen jullie beiden in behandelcontact. In die eerste gesprekken vormt de verplichte aanwezigheid bij alle therapie afspraken een belangrijk punt.
- Werkelijke behandeling; fase één, hier start de werkelijke behandeling. Deze duurt in principe één jaar en is kenmerkend voor de therapie. Dit is ook de fase die wetenschappelijke is onderzocht. De eerste fase gaat helemaal uit van het heden. Het verleden en de toekomst komen in fase twee en drie aan bod. De behandelmodules die voor dit doel in de eerste fase worden gebruikt zijn individuele psychotherapie, vaardigheidstraining en telefoongesprekken. Eventueel kan de patiënt naast deze behandelmodules nog op vrijwillige basis deelnemen aan een steunende groepstherapie. De individuele psychotherapie is eens per week één uur. In die tijd wordt gewerkt aan het verminderen van suïcidale en therapie-belemmerende gedragingen. Ook wordt aandacht besteed aan gedragingen die op een andere manier van invloed zijn op de kwaliteit van leven zoals alcoholmisbruik, en wordt nieuw aangeleerd gedrag bijvoorbeeld vanuit de vaardigheidstraining geoefend. De vaardigheidstraining bestaat uit een wekelijkse groepsbijeenkomsten van drie uur. Dit is nadrukkelijk géén groepstherapie maar een soort Cursus.
Op een gestructureerde manier wordt veel uitleg gegeven over de borderline problematiek en worden door middel van oefeningen en huiswerkopdrachten vaardigheden aangeleerd, of verder uitgewerkt, die de problematische gedragingen moeten doorbreken. De vaardigheden strekken zich uit over verschillende gebieden. Op de voorgrond staan zogenaamde oplettendheidsvaardigheden, waarmee de patiënt onder andere opnieuw leert kijken naar zijn eigen situatie: op een realistische manier, dus zonder de emotionele lading en (vertekende) gedachtegang die er door de tijd onbewust aan vast is gegroeid. Daarnaast zijn er vaardigheden die de patiënt moeten helpen bij het reguleren van emoties, het herkennen en verdragen van voor hem moeilijke situaties en crisis, evenals meer interpersoonlijke vaardigheden die de patiënt bijvoorbeeld helpen in het voorkomen van conflicten met mensen om hem heen.
Telefoongespreken buiten de gewone therapie-uren zijn vooral bedoeld als over mogelijkheden voor het veranderen van gedrag. Dreigt er een crisis, dan kan de patiënt contact opnemen met jou, de therapeut. De telefonische steun en ‘coaching’ kunnen de patiënt vervolgens helpen de crisis te voorkomen en nieuw aangeleerde vaardigheden vol te houden of nog te verbeteren. De telefoongesprekken maken het eveneens mogelijk om eventuele conflicten of vervreemding tussen jou en de patiënt al voor de volgende afspraak op te lossen zodat jullie band intact blijft. Uiteraard gaan deze telefonische afspraken in overleg met de patiënt.
- Stressklachten; in deze fase wordt met behulp van de dialectische (tegen zichzelf redenerend) principes ingegaan op stressklachten die samenhangen met slechte (jeugd)ervaringen.
- Zelfrespect; in deze fase wordt gewerkt aan verbetering van het zelfrespect, oftewel het vermogen om jezelf te waarderen, te vertrouwen en te koesteren. Ook is in deze fase, ruimte voor eventuele andere doelen die de patiënt zichzelf verder nog heeft gesteld.
Medicatie
Behandeling van de borderline stoornis met een of meer met verschillende medicijnen blijft op de lange duur niet te werken: de verlichting van bepaalde klachten is meestal tijdelijk.
Het is bovendien kenmerkend voor iemand met borderline klachten dat de problemen van tijd tot tijd variëren: de ene maand overheersen de stemmingswisselingen, de maand waarop de impulsieve acties. Het is meestal een situaties van acute nood of crisis dat wordt begonnen met medicatie voor ernstige klachten die op dat moment op de voorgrond staan. Medicijnen kunnen trouwens alleen voorgeschreven worden door een arts, dus lang niet alle therapeuten (zoals zijn psychologen, psychotherapeuten, maatschappelijk werkers, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige enz.) zijn ertoe bevoegd. Als je als therapeut denkt dat het noodzakelijk is, omdat het heel slecht gaat met de patiënt, kan het tijdelijk gebruik van medicijnen misschien een oplossing zijn. In dit geval kan je de patiënt doorverwijzen naar een psychiater of de huisarts voor een medische beoordeling van eventueel medicijngebruik in de situatie van de patiënt. Voor veel mensen met borderline problemen helpen medicijnen niet alleen tijdelijk met een vermindering van klachten maar bieden ze de mogelijkheid om daarnaast met een psychotherapeutische behandeling te beginnen of therapie vol te houden tijdens moeilijke periodes. Na verloop van tijd kan, als de client nieuwe inzichten heeft opgedaan of nieuwe manieren heeft geleerd om met problemen om te gaan, de medicatie worden beëindigd. Voor alle drie de behandelingen die hiervoor beschreven zijn geldt dat medicatie deel van de therapie kan en mag uitmaken wanneer dat nodig is.
Wat voor de een heel goed werkt, heeft bij de ander soms nauwelijks of geen effect. Mensen met een borderline stoornis hebben voornamelijk baat bij medicijnen die werkzaam zijn op de drie volgende verschillende gebieden:
- Het regulieren van de stemming; hierbij gaat het om allerlei antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en medicijnen die gewoonlijk worden gebruikt voor de behandeling van epilepsie. Ze kunnen van dienst zijn als de patiënt veel hinder heeft van snelle stemmingswisselingen, depressieklachten, angstige of agressieve periodes of overweldigende gevoelens van leegte.
- Denken, redeneren en het waarnemingsvermogen; dit is het werkterrein van de tweede groep medicijnen, de antipsychotica. Soms vormen kleine doses anti psychotische medicatie een oplossing tijdens periodes van ernstige stress waarin de patiënt veel last heeft van enorme achterdocht of vijandigheid, snel erg angstig wordt of de dissociatieklachten heeft.
- Impulsief reageren en handelen; deze groep medicijnen richt zich vooral op het impulsief reageren en handelen. Een deel van de medicijnen die effectief zijn bij stemmingsproblemen (de zogenaamde selectieve serotonine-heropnameremmers, de SSRI’s, de groep van de antidepressiva) en epilepsie blijken ook effectief in het beperken van impulsieve gedragingen. Een alternatief middel dat net zo effectief lijkt te zijn tegen buitensporige impulsiviteit als de medicijnen van de apotheek, zijn capsules met een hoge dosering omega-3-vetzuren. Omega-3-vetzuren krijgt iemand normaal in kleine doseringen binnen via de voeding; het zit bijvoorbeeld in vette vis. Met deze middelen kan worden geprobeerd om de neiging tot ongecontroleerde woede-uitbarstingen, zelfverwonding, een suïcidale gedragingen in te dammen.
Bijwerkingen
Bij vrijwel alle bestaande geneesmiddelen is het zaak om bewust te zijn van mogelijke bijwerkingen. Bijwerkingen kunnen bij de een wel en bij de ander niet optreden. Sommige antidepressiva kunnen bijvoorbeeld het denken en redeneren nadelig beïnvloeden. Lichamelijke klachten als sufheid, droge mond, misselijkheid, minder zin in seks, hoge bloeddruk en hoofdpijn komen eveneens frequent voor. Voor andere antidepressiva (de “MO-remmers”) gelden strenge dieetregels omdat bepaalde combinaties van deze middelen en voedingsstoffen gevaarlijk voor de gezondheid zijn. Het gebruik van anti psychotische medicijnen kan, bij langdurig gebruik, ook tot vertragingen in de manier van bewegen leiden en tot evenwichtsstoornissen. Medicijngebruik bij borderline problematiek is dus geen eenvoudige kwestie.
Verdieping (up to date 08 feb 2021)
http://www.borderline.nl/ Algemeen
https://stichtingborderline.nl/ Algemeen
https://www.werkhoezithet.nl/kennisbank/organisatie/clientenbond Algemeen
https://www.stichtingpandora.nl/ Algemeen
https://www.trimbos.nl/ Algemeen
https://wijzijnmind.nl/ Algemeen
https://labyrint-in-perspectief.nl/ Organisatie van familieleden, partners en vrienden
www.teleac.nl/kopzorgen Serie van 10 afleveringen van 25 minuten over verschillende psychische problemen
https://www.npostart.nl/doe-even-normaal/POMS_S_NTR_596726 NPO Start tiendelige serie over psychiatrische aandoeningen.
https://borderline.startpagina.nl/ Borderline persoonlijkheidsstoornis
https://www.parnassiagroep.nl/uw-probleem/persoonlijkheidsstoornis/borderline-persoonlijkheidsstoornis Borderline persoonlijkheidsstoornis
http://bpdcentral.com/ Engelstalig ‘borderline personality disorder’
http://www.bpdrecovery.com/ Engelstalig ‘borderline personality disorder’
Boeken van/over iemand met een borderline stoornis:
De borderline-dans A. Walker 2003
Leven met een borderliner, een praktische gids P. Mason & R. Kreger 2003 (oorspronkelijke titel: Stop walking on eggshells)

Hfdst. 2 Leven met een Psychotische stoornis 18
Voorwoord
Een psychose gaat gepaard met ontregelde hersenfuncties en vreemde waarnemingen (hallucinaties), angst en eenzame overtuigingen (wanen). Ook kan een psychose zich uiten door extreem onsamenhangende spraak en gedragingen (desorganisatie). Centraal bij een psychose staat een ernstige verstoring van het contact dat iemand met zichzelf en met zijn omgeving heeft. Officieel worden er nog steeds verschillende psychotische stoornissen onderscheiden. Hier is echter in toenemende mate weerstand tegen. Het is beter om te spreken van een psychotische kwetsbaarheid die meer of minder ernstig is en gepaard gaat met hallucinaties en wanen, desorganisatie en/of energiegebrek, passiviteit en terugtrekgedrag (psychomotore armoede).
Wanneer iemand aan een psychotische stoornis lijdt, is er ook altijd sprake van andere (psychische) problematiek. Een psychotische stoornis doordrenkt het bestaan van de patiënt en vaak ook voor een groot deel dat van diens omgeving. Daarom is het een enorme opgave om desondanks een evenwichtig leven te leiden.
“De psychiater van dienst concludeert dat meneer De Wit inderdaad een psychose heeft. Tijdens een psychose heeft iemand last van hallucinaties en wanen. Bij een hallucinatie ziet, hoort, ruikt of voelt iemand iets wat er niet is. We spreken van een waan als iemand een hele stellige overtuiging heeft die ofwel logisch gezien niet kàn kloppen, of waar ieder ander van zegt dat deze niet correct is. Vaak zijn wanen paranoïde van karakter: de persoon met de waan is er bijvoorbeeld van overtuigd dat hij achtervolgd of in de gaten gehouden wordt, vergiftigd wordt, of dat er een complot tegen hem gesmeed wordt.”
Sonja Rutten, psychiater bij ParkinsonNet , citaat uit het bijzondere boek ‘Parkinson bij de psychiater’
Typerend voor een psychose is dat patiënten vreemde waarnemingen hebben die veel indruk maken en vaak angst oproepen. De overtuiging hebben dat er allerlei bijzondere dingen aan de hand zijn. Gedrag vertonen die voor de patiënt zo logisch is waarop de omgeving afkeurend reageert. Stemmen, geluiden, beelden, chaos in zijn hoofd, controleverlies, overprikkeling, nieuwe ideeën, paniek. Er is sprake van ‘Anoiksis’, oftewel een ‘open geest’. Alles lijkt tegelijk binnen te komen en moet gelijk verwerkt worden. Het is te veel. Er is sluiting…….
Ook de omgeving weet zich vaak geen raad meer met het plotselinge of geleidelijk veranderen van de patiënt. Praten, geduld bewaren, elkaar ontzien, volhouden, hopen dat het overgaat. Totdat het teveel wordt……
Een psychose is een stoornis die vooral contact kapotmaakt. Als het iemand overkomt, verliest die vaak contact met zijn belevingswereld, zijn gedachten en zijn zelfvertrouwen.
Psychotische symptomen
Hallucinaties, wanen en desorganisatie zijn de belangrijkste psychotische symptomen. Bij hallucinaties en wanen zijn er vreemde belevingen die op een bijzondere manier worden verklaard.
Hallucinaties
Een psychose gaat gepaard met ontregelde hersenfuncties. In het kort komt het erop neer dat een deel van het brein ontregeld raakt, waardoor er allerlei onnodige signalen worden gegeven en er allerlei gebieden in de hersenen actief worden terwijl dat op zich niet nodig of onlogisch is. Bij hallucinaties gaat het om ontregelde waarneming in combinatie met het ervaren van angst of opwinding. Iemand hoort dan stemmen of geluiden die er in het echt niet zijn. Tenminste, een ander kan ze niet horen. De persoon zelf hoort ze wel degelijk echt. Het geluid komt echter niet van een tastbare of zichtbare bron. Mensen die stemmen horen, vertellen overigens vaak dat de stemmen in eerste instantie aardig en stimulerend zijn, en later negatief en agressief worden. De eerste tijd is er dus geen reden om hulp te gaan zoeken, maar later wel.
Wanen
Een waan is een verklaring voor een hallucinatie. Het is een poging de vreemde, beangstigende waarneming te begrijpen.
Een waanverklaring verschilt van andere verklaringen. In een waan vormt de persoon zelf het middelpunt van die verklaring, in negatieve of in positieve zin. Bovendien zijn andere mensen het in principe nooit met de waanverklaring eens omdat ze het absurd, vergezocht of onmogelijk vinden. Het probleem is dat de reactie van anderen de waan niet wegneemt, maar juist versterkt….
Een waan is dus eigenlijk een zichzelf versterkende overtuiging die aan de ene kant rust geeft omdat hij de hallucinatie verklaart. Maar aan de andere kant geeft een waan eenzaamheid en nieuwe angst.
Desorganisatie
Wanneer de ontregelde hersenfuncties tot desorganisatie leiden, is er nog minder contact mogelijk dan bij hallucinaties en wanen. Soms praat iemand met desorganisatie heel uitgebreid zonder dat er iets duidelijk gezegd wordt. Soms zegt iemand juist bijna niets; ook dit kan de omgeving tot wanhoop brengen. Het drukke of juist heel passieve kan ook in het gedrag tot uiting komen. Het kan voorkomen dat de patiënt niet of nauwelijks beweegt en langdurig in een vreemde houding staat, zit of ligt. Andere patiënten lopen letterlijk en figuurlijk in zeven sloten tegelijk.
Diagnostiek
Net als andere psychische stoornissen staan de psychotische stoornissen vermeld in een internationaal door artsen, psychologen en psychiaters gebruikte handleiding.
De Diagnostic Statistical Manual (DSM) van de American Psychiatric Association. Dit is een soort catalogus voor psychische stoornissen die ervoor zorgt dat hulpverleners dezelfde taal kunnen spreken. Volgens de vijfde editie van deze handleiding (DSM-V) zijn er acht psychotische stoornissen, waarvan schizofrenie de bekendste is. De term ‘schizofrenie’ heeft een erg negatieve lading en is het nog steeds een soort verzamelterm. Het zou daarom veel beter zijn om de diagnostiek drastisch te wijzigen en voortaan te spreken over een meer of minder ernstige psychotische stoornis of psychotische kwetsbaarheid. Per patiënt kan dan worden aangegeven hoe ernstig de stoornis of kwetsbaarheid ongeveer is en met welke symptomen die gepaard gaat.
Schizofrenie
Bij schizofrenie worden psychotische perioden afgewisseld met tijden waarin psychomotore armoede op de voorgrond staan.
Psychotische periode (positieve symptomen): het treden verschijnselen op die er anders niet zijn (er komt iets bij).
Psychomotore armoede positiever symptomen: Verschijnselen die er normaal wel zijn, ontbreken nu (er gaat iets af). Iemand met psychomotore armoede heeft weinig of geen energie en komt daardoor niet tot activiteiten waardoor hij heel passief is en zichzelf en zijn omgeving verwaarloosd. Hij heeft veel moeten om emoties te voelen en te uiten. Vaak voelen mensen zich leeg.
Volgens de DSM-V lijdt iemand aan schizofrenie wanneer hij langer dan zes maanden last heeft van hallucinaties en wanen, desorganisatie of psychomotorische armoede. Er moeten twee van deze symptoom groepen aanwezig zijn. Daarnaast moet er duidelijk sprake zijn van minder goed functioneren.
Hallucinatie en wanen : ‘paranoïde type’
Desorganisatie : ‘gedesoriënteerde type’
Psychomotorische armoede: ‘resttype’
‘Ongedifferentieerde type’: duidelijke symptomen, maar niet duidelijk is welke op de voorgrond staan.
‘Katatone type : het niet bewegen of het juist heel veel maar doelloos bewegen valt hierbij het meeste op.
Schyzofreniforme stoornis
Alle symptomen heeft de patiënt maar de stoornis duurt nog geen half jaar.
Schizo-affectieve stoornis
Als schizofrenie gepaard gaat met manische of depressieve symptomen.
Kortdurende psychotische stoornis (reactieve psychose)
Psychotische verschijnselen kunnen soms zonder duidelijke aanleiding ontstaan en weer verdwijnen. Dit duurt dan minimaal een dag en maximaal een maand.
Waanstoornis
Dit is een bijzondere psychotische stoornis. Er is alleen maar sprake van een waan en niet van hallucinaties.
“Een kenmerk van een waan is dat de persoon met de psychose vast blijft houden aan zijn overtuiging, ongeacht wat je zegt of doet. Soms zie je dat de waan helemaal verdwijnt bij behandeling met met een antipsychoticum, maar soms blijft er nog een restje over. het heeft geen zin om daarover in discussie te gaan. Maar voor naasten kan het soms moeilijk zijn dat de persoon met de psychose niet inziet dat bepaalde denkbeelden niet kloppen. En voor de persoon met die aan de psychose lijdt, is het heel frustrerend dat hij door niemand gelooft wordt.
Sonja Rutten, psychiater bij ParkinsonNet, citaat uit het bijzondere boek ‘Parkinson bij de psychiater’
Jaloersheidswaan
Bijvoorbeeld: iemand heeft een waanovertuiging dat een partner vreemdgaat met een ander.
Andere wanen zijn:
Achtervolgingswaan: Voordeuren denken dat iemand achternagezeten wordt.
Somatische waan:De overtuiging hebben dat degene een ziekte heeft.
Zwangerschapswaan:De overtuiging hebben dat degene zwanger is.
Erotomanie of Clérambault syndrome:De overtuiging hebben dat er iemand smoorverliefd is op degene en daarom extreem veel aandacht moet schenken aan de andere persoon.
Gedeelde psychotische stoornis
Inductiepsychose of folie à deux
Verwanten van iemand met een waan nemen die waan over. Hier spreekt men van een ‘gedeelde psychotische stoornis’.
Folie à trois en folie à famille
Soms wordt er ook melding gemaakt van door meer dan twee mensen gedeelde waan overtuigingen. Soms wordt het door de patiënt met de waanstoornis opgedrongen aan de andere familieleden.
Organische psychosen
De term ‘organische psychose’ wordt gebezigd als er sprake is van verwardheid die ontstaat door een (lichamelijke) ziekte of een chemische stof (of drug of geneesmiddel). Dit zijn psychotische toestanden die duidelijk het gevolg zijn van een somatische ziekte zoals: kanker, dementie, epilepsie of parkinson, of middelengebruik zoals medicatie, alcohol en/of drugs. Ze kunnen ook optreden in het kader van ontwenning van alcohol en/of drugs.
Lees hier het verhaal van Aad van der Kaa, mede Parkinsonian,
“Hallucinaties kunnen sowieso optreden als symptoom van Parkinson, zelfs zonder medicijn gebruik. Levodopa maakt het alleen maar erger dus daar ben ik mee gestopt. Een ramp werd het toen ik een slaapmiddel kreeg voorgeschreven (Mirtazapine). Binnen een week werden de hallucinaties zo hevig dat ze overgingen in een De Lier en beginnende psychose. Sindsdien gebruik ik geen enkel Parkinson medicijn meer en accepteer de hallucinaties als onderdeel van mijn ziekteproces.
Ook als gevolg van de problemen met mijn ogen: Macula oedeem van beide ogen en rechteroog al op zwart ondanks maandelijkse injecties in beide ogen. Beide gebeurtenissen zijn behoorlijk traumatisch en verergeren de hallucinatie. Hierbij probeer ik een verband te vinden tussen gebeurtenissen in mijn leven en de beelden die ik te zien krijg. Ook ervaringen van lotgenoten zouden kunnen helpen. In ieder geval helpt het mij door de aandoening te onderzoeken en objectief te kunnen bekijken. Ze zijn dan niet langer angstaanjagend, maar wèl interessant. En ik denk maar zo: Het houdt me van de straat! 😉Voor alle duidelijkheid, ik heb geen rij angst, maar wèl mijn rijbewijs ingeleverd vanwege het aantal keuringen waar ik m.i. toch niet voor zou slagen.
Keep smiling fellow travelers. Ad van de Kaa op Parkinson Community
En ook dat is een traumatische ervaring na 65 jaar auto rijden”.
Psychotische stoornissen niet anderszins beschreven
Wanneer een psychose niet bij de vorige zeven categorieën is in te delen, spreekt men van een ‘niet anderszins omschreven’ psychotische stoornis.
Kun je het zien aankomen?
Mensen met een psychotische stoornissen, maar vooral de mensen in hun omgeving, verwijten zichzelf soms dat ze niet eerder hebben ingegrepen. Het zelfverwijt, en het schuldgevoel dat daarmee samengaat, is onterecht. Een psychosen kun je niet zien aankomen, tenzij je al eerder psychotisch bent geweest.
Een psychotische stoornis kan soms een zogenaamd ‘sluipend begin’. Al op de basisschool is er dan geregeld sprake van een vrij plotseling IQ-verval. Het kind gaat tussen zijn vierde en zevende levensjaar ineens minder presteren. Later, tijdens de puberteit of de vroege volwassenheid, wordt de persoon stiller, minder actief, hij krijgt problemen op school, wordt angstig, gaat zichzelf verwaarlozen, maakt een puinhoop van z’n financiën, gebruikt vaak alcohol of drugs om zich weer beter te voelen, wordt chaotisch, achterdochtig en druk, gaat vreemd gedrag vertonen en wordt uiteindelijk psychotisch.
Dit is een vrij vaak voorkomend patroon. Echter, ook hier moet weer benadrukt worden dat het patroon ook te zien is bij mensen die geen psychose krijgen.
Als iemand eenmaal psychotisch is geweest, is duidelijk waar bepaalde veranderingen toe kunnen leiden. Bijna altijd zeggen patiënten dat ze tijdens een psychose de controle over hun gedachten wereld kwijt zijn. Het langzaam maar zeker verliezen van die controle is daarom meestal een teken dat er een nieuwe psychose aan komt.
Zijn er goede tests?
Het is niet bekend wat een psychose precies is. Er bestaat daarom ook geen test waarmee kan worden vastgesteld of iemand aan een psychotische stoornis lijdt. Een probleem is dat jonge mensen met een psychose vaak helemaal niet vinden dat er iets met hen aan de hand is, terwijl de omgeving met de handen in het haar zit. Deze mensen willen daarom helemaal niet praten. Volgens hen heeft de omgeving een probleem.
Jij als hulpverlener heeft meestal een aantal interviews ter beschikking om de psychotische symptomen systematisch op te sporen. Het is van groot belang dat de hulpverlener niet alleen met de ‘patiënt’ praat, maar ook met de familieleden.
Wat speelt er nog meer…
Een psychotische stoornis komt nooit alleen. Als iemand eraan lijdt, is er altijd sprake van meer problemen – voor een deel vanwege de gevolgen van de psychose, maar voor een deel ook omdat een psychotische stoornis altijd meerdere stoornissen in zijn kielzog heeft.
UMC Utrecht Hersencentrum – Psychose
Het UMC Utrecht Hersencentrum biedt hoogwaardige zorg aan patiënten met een moeilijk behandelbare psychose en hun familieleden. Samen komen we tot de best passende behandeling. Er zijn poliklinische en (dag)klinische behandelmethoden beschikbaar voor zowel kinderen, adolescenten als volwassenen. Onze expertise betreft in het bijzonder:
◾diagnostiek op de kinderleeftijd
◾eerste psychotische episode
◾het horen van stemmen
◾moeilijk te behandelen psychose
◾verhoogde kwetsbaarheid voor psychotische ontwikkeling
Verslavingsproblematiek
Verslavingsproblematiek komt heel veel voor bij psychotische stoornissen.
Depressie
Tijdens een psychose zijn veel mensen met een psychose ook depressief. Depressie is een veelvoorkomende psychiatrische stoornis in Nederland, waar ongeveer een vijfde van de volwassenen mee te maken krijgt. Voor de behandeling van depressie zijn verschillende opties beschikbaar, zoals antidepressiva en therapie – of een combinatie van deze mogelijkheden. Rhoda Schuling deed een klinische studie naar de effectiviteit van Mindfulness-based Compassievol Leven (MBCL) bij terugkerende depressieve klachten, en promoveert hier op 27 januari 2021 op.
MBCL is gebaseerd op zelfcompassie: het vermogen om mild te zijn tegenover wat je ervaart, terwijl de eerste reflex van mensen met depressie vaak is om heel hard en zelfkritisch te zijn. Als training is het ontwikkeld als een tweede behandeling van depressie na Mindfulness-based Cognitieve Therapie, dat als terugvalpreventieprogramma is ontwikkeld. Het gaat onder meer in op sluimerende klachten die achterblijven na het verdwijnen van depressie, zodat de kans op terugval verminderd wordt.
MBCL-training bovenop normale zorg
Als eerste onderdeel van haar promotie bij het Radboud Centrum voor Mindfulness onderzocht Rhoda Schuling samen met de bedenkers van MBCL wat de effecten op patiënten precies zijn, en hoe de training verbeterd kan worden. Met deze verfijnde versie van MBCL deed zij vervolgens een gerandomiseerde klinische studie om de effectiviteit ervan te meten bij mensen met terugkerende, depressieve klachten. De helft van de deelnemers kreeg MBCL boven op de normale zorg, en de andere helft alleen de normale zorg (na een wachtperiode konden zij de training alsnog volgen).
Sterke toename kwaliteit van leven
De twee groepen lieten direct na de training een verschil zien in depressieve klachten, die werden gemeten aan de hand van vragenlijsten. De MBCL-training zorgde voor een vermindering van de depressieve klachten en piekeren, en een toename in mindfulness en compassie. Vooral de kwaliteit van leven nam sterk toe. “Zelfs voor degenen die toch weer depressief werden had het nut,” zegt Rhoda Schuling. “Eén patiënt die veel kenmerken van depressie vertoonde, zei dat ze nog steeds depressief was, maar het na de training minder erg vond; oftewel, ze veroordeelde zichzelf minder hard voor het hebben van depressieve klachten. Dat is eigenlijk precies wat zelfcompassie zou moeten doen.”
Moeilijke gevoelens toelaten in plaats van vermijden
Na zes maanden bleek de compassie nog verder toegenomen in alle deelnemers aan de studie, die inmiddels allemaal de training hadden gevolgd. Om achter de oorzaak hiervan te komen, deed Rhoda Schuling nog 22 diepte-interviews met deelnemers aan de studie. Hieruit kwam naar voren dat zij de training erg waarderen. Door met een vriendelijkere houding naar zichzelf te kijken, lijken deelnemers in staat moeilijke gevoelens en gedachten toe te laten, in plaats van deze te vermijden, en voor zichzelf te zorgen tijdens het ervaren van zulke gevoelens en gedachten. Rhoda Schuling: “Het lijkt erop dat de deelnemers in een positieve spiraal terecht komen, omdat zij onder meer vertrouwen krijgen in hun eigen vermogen negatieve ervaringen te doorstaan. Maar om dat écht te bevestigen, moet er een vervolgonderzoek gedaan worden.”
Lees verder op RadboudUMC Mindfullness based compassievol leven helpt bij terugkerende depressie
Angst
Angstig zijn hoort eigenlijk per definitie bij psychotisch zijn. Je begrijpt in eerste instantie immers niet wat er aan de hand is. De ontreddering die zich in het hoofd van de patiënt afspeelt, veroorzaakt paniekgevoelens. Heel veel mensen met een psychose lijden daarom aan een angststoornis. Deze stoornis kan de kenmerken van een fobie krijgen. Ze gaan dan allerlei situaties vermijden omdat ze bang zijn als ze er alleen maar aan denken. Bij een psychose spreken we wel van een psychosefobie of een inspanningsfobie.
Druk uitoefenen werkt alleen maar angst verhogend en dus averechts.
Posttraumatische stress
Psychotisch zijn kan dezelfde uitwerking hebben als gegijzeld of ontvoerd worden. Het kan dezelfde schade veroorzaken als slachtoffer zijn van een geweldsmisdrijf. Een psychose doormaken is een traumatische ervaring waar mensen dan ook nog vaak heel lang last van houden. Als de patiënt tegen zijn wil opgesloten moet worden en eventueel een spuitje krijgt om rustig te worden, kan dit een trauma betekenen voor de patiënt. Dit roept vaak enorme angsten op waardoor de psychose juist erger wordt. Vaak houdt de patiënt er een posttraumatische stressstoornis aan over.
Dwang
Rituele handelingen geven vaak een zekere rust. Denk aan kinderen die hun knuffel pakken als ze angstig zijn, of iemand steekt een sigaret op om rustig te worden. Wanneer iemand ondanks het ritueel toch angstig blijft, gaat hij dat ritueel soms eindeloos herhalen. Dan spreken we van een dwanghandeling.
Hoe heeft het zover kunnen komen?
Het is niet precies bekend waardoor psychotische stoornissen ontstaan. Wel is bekend dat ze niet worden veroorzaakt door opvoeding of leefomstandigheden. Er is bij psychose sprake van een samenspel tussen draagkracht en draaglast. Iemand kan een psychotische kwetsbaarheid hebben, waardoor de hersenen onder invloed van stress ontregeld raken. Drugs vergroten de kans om psychotisch te worden door mensen die er kwetsbaar voor zijn.
Psychose en hersenen
Psychotische stoornissen worden wel een ‘ziekte’ genoemd omdat de kwetsbaarheid samengaat met een stoornis in de hersenen. Bij een psychose is er vooral sprake van een ontregelde dopamine en serotonine. Deze stoffen (ook wel ‘neurotransmitters’ genoemd) zijn onder meer actief betrokken bij het waarnemen, het interpreteren van waarnemingen en het denken.
Waarom drugs riskant zijn
Drugs, zoals hasj, weed, amfetaminen (bijvoorbeeld speed), ecstasy, cocaïne of tripmiddelen (zoals LSD), hebben elk op hun eigen manier effect op de hersenen, dat gepaard gaat met intense of vreemde waarnemingen. Omdat deze in een feestomgeving worden ervaren, zal er meestal geen angst door ontstaan. Bij iemand met een psychotische kwetsbaarheid kan het gebruik van drugs de stressfactor zijn waardoor de hersenen langdurig of blijvend uit evenwicht raken. Met medicatie worden de hersenfuncties dan weer kunstmatig hersteld zodat de belevingen weer normaal worden. Als iemand pech heeft, keert de psychotische ontregeling terug zodra het medicatiegebruik stopt. Niemand weet wie op welke manier dat risico loopt. We weten alleen dat het risico er is.
Mijn volgende leerling is iemand die door drugsgebruik psychos kreeg. Zijn moeder vond dit zo hartverscheurend, ook toen ze zijn vrienden zag, dat ze besloot om een stichting voor verslaafde jongens en meisjes op te zetten. Ze hadden en groot huis, dus al gauw kwamen er een aantal bij hun wonen. De leerling vertelde mij openhartig over dit en hij had toestemming van de behandelend psychiater, om met medicatie, rijlessen te kunnen volgen. Ik kreeg al gauw een goede band met de jongen, die ook door mede drugs gebruik een meisje zwanger had gemaakt en de dame in kwestie was bevallen van een mooie dochter. Omdat zijn vriendin niet aan het afkick programma wilde meedoen besloot zijn moeder de voogdij naar haar en haar zoon toe te krijgen, wat gelukkig dan ook lukte. Zijn moeder paste op zijn dochtertje terwijl hij met mij ging autolessen. De jongen reed een mooie rit tijdens zijn examen en kreeg een rijbewijs voor een jaar, waarna hij dan opnieuw examen moest doen. Zo zie je maar dat je meer kan dan je denkt, hoe moeilijk je soms ook in het leven staat…
Hans van Geluk, 2012 Rijangst-coach
Een andere leerling was wel heel apart en ik kreeg al gauw door dat er iets niet klopte. De jongen in kwestie begon tijdens zijn vierde les met verhalen over achtervolgingswaanzin. ‘Ken je dat Hans, dat je wel eens achterna gezeten wordt?’ vroeg hij mij. Waarop ik zei, ‘nee nooit iets van gemerkt. Jij wel dan?’ vroeg ik hem. Ja, mijn moeder en ik worden gestalked en als we buiten zijn (angstig kijkend in de binnenspiegel) komen ze achter ons aan. Wie dan’, vroeg ik? Hele groepen jongens. Ik besloot terug te rijden naar zijn huis want ik bemerkte dat hij zeer angstig en wantrouwend werd. Thuis aangekomen ging hij als een speer naar binnen. Toen ik aanbelde deed zijn moeder open en vertelde dat hij hier wel vaker last van had. Hierop vroeg ik haar of hij medicijnen gebruikte? ‘Ja zei ze voor psychose’. Waarop ik zei dat hij voordat hij verder mocht lessen, eerst een verklaring van de behandelend psychiater moest hebben dat hij mag lessen. Ze zou het navragen en mij erover bellen. Helaas was het voor deze jongen niet haalbaar om zijn rijbewijs te halen…
Hans van Geluk, 2014 Rijangst-coach
Wat staat de patiënt te wachten?
Een psychotische stoornis gaat in meerdere of mindere mate en voor kortere of langere tijd samen met een verslechtering van het functioneren. Het kan overgaan, maar in de meeste gevallen is er sprake van blijvende problematiek waardoor het leven niet meer wordt zoals het was of zoals iemand verwachtte. Mensen met een psychotische stoornis krijgen daarom meestal te maken met rouw over het verlies van mogelijkheden en contacten. Er moet worden gezocht naar een nieuw evenwicht, waarbij de hulp van anderen meestal onontbeerlijk is. Het erkennen van en leven met een psychische handicap is een zware opgave- voor sommigen zelfs té zwaar. Toch zijn er ook veel mensen die zelfs aan het leven met een psychotische stoornis een positieve kant ontdekken en daar hun voordeel mee weten te doen.
Wat betekent het voor de omgeving?
Voor belangrijke anderen is het leven met een psychotische patiënt vaak een enorme emotionele en praktische opgave. Ook voor hen is het een kwestie van balanceren. Er zijn voor de ander is een goede zaak, maar het eigenbelang en het belang van gezonde anderen moet niet uit het oog worden verloren. De beste manier om met elkaar in gesprek te gaan over de vraag wie wat op welk moment nodig heeft en kan geven. Daarbij moet geen onderscheid worden gemaakt tussen patiënten en niet-patiënten.
Behandeling en begeleidingsvormen
Bij de behandeling en begeleiding van mensen met een psychotische stoornis gaat het in grote lijnen om drie zaken.
Ten eerste moet worden gekomen tot een goede samenwerkingsrelatie met de patiënt, de familie en de hulpverleners. Contact leggen, voorlichting geven en de tijd nemen om de feiten emotioneel te verwerken zijn dan van belang.
Ten tweede de feitelijke behandeling met medicatie, het leren herkennen en hanteren van waarschuwingssignalen en cognitieve gedragstherapie: deze zijn erop gericht om het lijden onder psychische klachten zoveel mogelijk te reduceren.
Ten derde de begeleiding, die erop is gericht er weer het beste van te maken: aandacht voor wonen, werken en vaardigheden staan hierbij centraal. Over de gehele linie krijgen ervaringsdeskundigen en lotgenoot-schap een steeds grotere rol. Het besef dat iemand met een psychotische stoornis niet ziek is maar een handicap heeft, wordt steeds meer in de praktijk vertaald en leidt ertoe dat de patiënt zoveel mogelijk de regie kan behouden.
De basis van een goede behandeling is daarom een prettig, vriendschappelijk contact. Een contact waarin de patiënt zich niet aangevallen, maar serieus genomen voelt. Contact dat niet aanzet tot vluchten, bevriezen of vechten, maar tot samenwerking.
Tegenwoordig probeert men de zorg en de behandeling zoveel mogelijk rond de thuissituatie van de patiënt te organiseren. En ook te werken met zogenaamde ‘Assertive Community Training teams’(ACT-teams). Deze gestaan bijvoorbeeld uit een psychiater, een psycholoog en een (sociaalpsychiatrisch) verpleegkundige. Deze mensen hebben een vaste relatie met de patiënt en volgen hem tijdens het hele behandel- en begeleidingsproces, ongeacht waar dat is en wie daar nog meer bij betrokken zijn.
Voorlichting en emotionele verwerking
Tijdens voorlichting gaat het om drie zaken: kennis overdragen, steun geven en krijgen, en met elkaar bespreken hoe je er het beste mee om kan gaan.
Daarom wordt voorlichting meestal in groepen gegeven: groepen met alleen patiënten of alleen familieleden en vrienden, of gemengd.
Het doel van voorlichting is dat de patiënt en zijn naasten gaan herkennen en erkennen wat er aan de hand is.
Soms is het beter om de voorlichting niet in een groep, maar individueel of aan bijvoorbeeld één gezin te geven. Dit geldt vooral wanneer de patiënt of zijn familie heel veel moeite heeft/hebben om de situatie onder ogen te zien of te accepteren. In feite ie er dan sprake van rouw- of verwerkingsproblematiek.
Medicatie
Als reactie op de vraag naar zinvolle behandelingen benadrukken patiënten naast een goed contact bijna allemaal het belang van anti-psychotische medicatie. Dit zijn medicijnen die de psychotische onrust kunnen beperken zodat angst afneemt en het functioneren weer beter gaat.
In het verleden werden vooral de zogenaamde ‘klassieke antipsychotica’ gebruikt (een bekend voorbeeld is ‘Haldol’). Klassieke antipsychotica blokkeren vooral de werking van dopamine. Deze neurotransmitter is ook nodig om bijvoorbeeld goed te bewegen. Wanneer de werking van dopamine geblokkeerd wordt, nemen de psychotische verschijnselen af, maar iemand kan ook allerlei problemen met bewegen krijgen, zeker wanner er hoge doseringen van het medicament worden gegeven.
Bijwerkingen kunnen zijn: trillen, moeilijk lopen, kauwbewegingen, wormachtige bewegingen van de tong, de armen of benen, spierverkramping waardoor het hoofd scheef gaat staan of de ogen gaan staren, en problemen met het slikken.
Deze zogenaamde ‘extrapiramidale bijwerkingen’ zijn bijzonder vervelend voor de patiënt. In de eerste plaats omdat het een verschrikkelijk naar gevoel is en ten tweede omdat de omgeving zich er vaak geen raad mee weet en het dus onbegrip en eenzaamheid in de hand werkt.
“Om de psychose bij de ziekte van Parkinson te behandelen wordt gestart met Clozapine. Dit antipsychoticum is het middel van eerste keus bij mensen met Parkinson, omdat het – in tegenstelling tot andere antipsychotica – de bewegingsklachten niet verergert. Bij mensen met de ziekte van Parkinson werkt Clozapine krachtiger dan bij mensen zonder Parkinson, waardoor zij een minder hoge dosis nodig hebben. In zeldzame gevallen – bij minder dan 7 op de 1000 gebruikers – kan Clozapine tot een afname van het aantal witte bloedcellen leiden. Witte bloedcellen zijn belangrijk voor de afweer; bij een tekort zijn we vatbaarder voor infecties. Om te voorkomen dat deze bijwerking over het hoofd wordt gezien wordt het bloed ook na ontslag uit het ziekenhuis nog regelmatig gecontroleerd.”
Sonja Rutten, psychiater bij ParkinsonNet , citaat uit het bijzondere boek ‘Parkinson bij de psychiater’
Clozapine: De eerste paar dagen niet rijden.
Bron: Rij veilig met medicijnen Datum laatste wijziging: 16-04-2021 Meer informatie vind je op: www.apotheek.nl
Ook de aandoening kan een reden zijn om niet te mogen rijden. Bij antipsychotica zie tevens hoofdstuk 8.2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Tegenwoordig zijn er ook zogenaamde ‘atypische antipsychotica’ (zoals Zyprexa, Leponex en Risperdal). Deze blokkeren niet alleen de dopamine maar ook andere neurotransmitters zoals serotonine (vandaar de naam ‘atypisch’): ze blokkeren niet één specifieke stof, maar meerdere stoffen.
Verdieping: (up to date 08 feb 2021)
Dopamine of 2-(3,4-dihydroxyfenyl)ethaanamine (IUPAC-naam) is een catecholamine dat fungeert als neurotransmitter (en soms als hormoon) op verschillende plaatsen in het lichaam van mensen en dieren. De naam is een afkorting van de IUPAC-naam, waarbij de f in het Engels een p wordt.
Dopamine kan uit het aminozuur tyrosine worden gevormd. De eerste stap hierbij is de omzetting van tyrosine in levodopa door het enzym tyrosinehydroxylase. Vervolgens wordt deze stof gedecarboxyleerd door het enzym DOPA-decarboxylase en ontstaat dopamine.[1] Het komt in het menselijk en dierlijk organisme ook voor als een precursor van de hormonen adrenaline en noradrenaline, dat daaruit door hydroxylering kan ontstaan.
Het speelt een belangrijke rol in door beloning gemotiveerd gedrag bij executieve functies, motivatie, opwinding, bekrachtiging en beloning. Dopamine heeft ook effect in de hersenen op motorische controle evenals op lagere functies waaronder borstvoeding, seksuele opwinding en misselijkheid. Dopamine is in de populaire cultuur en media de neurotransmitter voor het ervaren van geluk, genot, blijdschap en welzijn. [2]
In de hersenen zijn zenuwbanen aanwezig die gevoelig zijn voor deze transmitter zoals de voorhoofdskwab en de basale ganglia. De afbraak gaat door middel van de enzymen monoamino-oxidase en aldehydroxydase en hierbij ontstaat homovanillinezuur. Ook kan dopamine in het bijniermerg omgezet worden in noradrenaline door het enzym dopaminehydroxylase en vervolgens kan noradrenaline weer gemethyleerd worden tot adrenaline.[3]
(Bron Wikipedia)
Serotonine is een neurotransmitter met een overwegend stimulerende werking. Het is een tryptamine die invloed heeft op het geheugen, stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie, orgasme en eetlust. Het speelt ook een rol bij de verwerking van pijnprikkels. Serotonine wordt afgegeven door serotonerge neuronen in de hersenen die naar verschillende onderdelen lopen, waaronder de prefrontale cortex (PFC). Dit gebied speelt een belangrijke rol bij onder andere verslaving en agressie. De cellichamen van de serotonerge neuronen liggen in en/of vlak bij de nuclei raphes en medulla oblongata. Serotonine werkt als regulator van het dopamine-systeem.
Serotonine is ook aanwezig in bloedplaatjes. Als serotonine wordt vrijgegeven uit de bloedplaatjes kan dit vasoconstrictie van het bloedvat teweegbrengen. Dit is een lokaal effect. Serotonine wordt vrijgegeven bij beschadiging aan een bloedvat. (B.v. wond aan de vinger, waarna serotonine vrijkomt en het bloedvat zal contraheren door vasoconstrictie.)
(Bron Wikipedia)
Neurotransmitters of overdrachtsstoffen[1] zijn signaalstoffen die in synapsen zenuwimpulsen overdragen tussen zenuwcellen (‘neuronen’) in het zenuwstelsel of die impulsen overdragen van motorische zenuwcellen op spiercellen of van zenuwreceptoren op sensorische zenuwcellen.
(Bron Wikipedia)
Medicatie en drugs
Opium, morfine en heroïne kunnen de kracht van de psychose verminderen en worden soms gebruikt in plaats van psychotische medicatie. Soms worden er, om bijwerkingen van de medicijnen tegen te gaan, tegelijk met de medicatie hasj of weed gebruikt. Men moet zich realiseren dat medicatie en drugs nooit op iedereen precies dezelfde uitwerking hebben.
Maatregelen tegen bijwerkingen
Tegenwoordig zijn er ook trainingen die kunnen helpen bij het voorkomen, verminderen of hanteren van bijwerkingen. Zo is er de Liberman-module ‘Omgaan met anti psychotische medicatie’. Liberman is een Amerikaanse Hoogleraar psychiatrie die zich enorm inzet om de begeleiding en behandeling van mensen met een psychotische stoornis te verbeteren.
Liberman ontwikkeld trainingen die patiënten ondersteunen bij het hanteren en oplossen van veelvoorkomende dagelijkse problemen. Deze trainingen worden ook in Nederland gegeven. Voorlichting, videovoorbeelden en samen oplossingen bedenken en oefenen staan centraal.
Module 1 houdt zich bezig met het omgaan met medicatie.
“Waarom moet ik medicijnen gebruiken, hoe neem ik ze in, wat voor bijwerkingen zijn er?”
Module 2 gaat over het omgaan met psychotische symptomen.
“Hoe merk ik tijdig dat het minder goed met me gaat en hoe kan ik hier mee omgaan en op tijd bijsturen?”
Module 3 behandelt het omgaan met vrije tijd.
“Hoe kan ik een plezierige en zinvolle dagbesteding vinden en hierbij ook contacten leggen met anderen? “
Module 4 gaat in op het omgaan met verslaving.
“Hoe hanteer ik mijn verslaving, hoe kom ik er af?” Deze module is specifiek ontwikkeld voor de grote groep patiënten, die niet alleen schizofrenie hebben, maar ook een verslavingsprobleem.
Module 5 is gericht op arbeidsrehabilitatie: omgaan met werk.
“Hoe kom ik weer aan het werk en/of hoe behoud ik dat? Hoe ga ik om met problemen op mijn werkplek?”
Module 6 betreft het omgaan met sociale relaties en met intimiteit.
Deze nieuwe module houdt zich in het eerste deel bezig met het aangaan en onderhouden van sociale contacten. In een tweede deel komen de meer intieme relaties, waaronder seksualiteit, aan de orde.
Bovendien zijn er nog een training persoonlijke effectiviteit en verschillende workshops voor hulpverleners ontwikkeld.
Zo is er een opleidingsprogramma en certificatiesysteem ontwikkeld voor de trainers in de instellingen waar de modules gebruikt worden.
De Liberman-modules worden inmiddels in verschillende landen toegepast. In Nederland werd hiervoor in 1996 de Stichting Liberman Modules opgericht. Dit betreft een samenwerkingsverband van de psychiatrische instellingen GGZ Eindhoven, de Geestgronden, Mentrum, Parnassia, Rijngeest en geneesmiddelenfabrikant Janssen Cilag bv. Deze stichting vertaalt en bewerkt de modules voor het Nederlandse taalgebied en bereidt de invoering hier voork psychiatrische instituten die niet deelnemen in de stichting, kunnen de Liberman-modules in het zorgaanbod hebben. Informeer hier zo nodig naar!
(Bron: psychiatrie in het onderwijs/ GGZ)

In 2011 is in Nederland ook het HEALTH4U-programma geïntroduceerd. Dit is een trainingsprogramma voor mensen die medicatie gebruiken en daarbij het risico lopen van overgewicht of daar last van hebben. Met HEALTH4U worden vooral bijwerkingen als vermoeidheid, sufheid en gewichtstoename aangepakt.
Omgaan met waarschuwingssignalen
Toenemende angst, onrust, depressie, wantrouwen, en de ervaring controle te verliezen over het denken en doen zijn waarschuwingssignalen die bij heel veel patiënten voorkomen.
Ook hiervoor is een zogenaamde Liberman-module (‘Omgaan met psychotische symptomen’) ontwikkeld. Het leren herkennen en behandelen van waarschuwingssignalen kan oevrigens ook heel goed worden losgekoppeld van medicatievermindering.
Cognitieve Gedragstherapie (CGT) bij angst en depressie
Cognitieve gedragstherapie wordt nog niet zo lang uitgebreid toegepast bij psychotische symptomen. Er is echter wel heel veel ervaring met CGT bij angst en depressie. Die klachten komen bij heel veel mensen met een psychotische stoornis voor en de ervaring leert dat CGT dan een heel effectieve therapie kan zijn.
Lichamelijke inspanning is een heel goed medicijn tegen depressieve gevoelens. Een effectieve therapie is dan ook om elke dag eerst een uur bewust depressief te zijn en om daarbij te denken dat iedereen wel eens somber is. In dit uur ligt de patiënt bij voorkeur op de bank en zegt tegen zichzelf dat hij een uur lang depressief mag zijn en dat depressieve gevoelens bij het leven horen en iedereen recht heeft op zijn eigen dip. Na dit uur moet de patiënt gaan fietsen, schoonmaken, hardlopen of klussen, ook al heeft hij daar geen zin in.
Hoe kan de patiënt het volhouden
Leven met een psychotische kwetsbaarheid blijft balanceren tussen te veel en te weinig. Maar het evenwicht is beter vol te houden wanneer de patiënt en zijn omgeving bepaalde leefregels in acht nemen. Medicatie gebruiken, gezond leven, wederzijds respect, duidelijkheid en elkaar de ruimt laten staan daarbij centraal.
Verdieping (up to date 08 feb 2021)

Semel Institute for Neuroscience and Human Behavior
https://www.semel.ucla.edu/profile/robert-liberman-md
https://www.gezondheidsplein.nl/
https://www.psychiatrienet.nl/
https://www.rinogroep.nl/pagina/519/liberman-modules.html
Voorlichting filmpjes:

Hfdst. 3 Leven met een dwangstoornis 41
Voorwoord
De officiële benaming voor een dwangstoornis is obsessief-compulsieve stoornis, vaak afgekort met OCS. Een dwangstoornis bestaat uit twee kenmerkende symptomen die meestal samen voorkomen: obsessies zijn verontrustende gedachten, impulsen of beelden die je niet van je af kunt zetten. Compulsies (dwanghandelingen) zijn activiteiten die herhaaldelijk moeten worden uitgevoerd (rituelen) om door de obsessie veroorzaakte negatieve emoties te verminderen.
De meeste mensen krijgen last van een dwangstoornis tussen hun 20ste en 25ste levensjaar. De dwangklachten kunnen het normale ontwikkelingsproces ernstig gaan belemmeren. Onbehandeld heeft de stoornis een chronisch beloop. Dat wil zeggen dat de klachten niet vanzelf verdwijnen. Stressvolle gebeurtenissen (bijv. verhuizing, nieuwe baan) verergeren de klachten.
Eén op de drie mensen met een dwangstoornis heeft last van een depressie. Vaak zijn de depressieve klachten het gevolg van de ellende die een dwangstoornis met zich meebrengt.
Er bestaat een zelf test op de website van PsyQ (zie hieronder) waarmee de client na kan gaan of er bij hem sprake is (geweest) van dwangklachten. Deze test kan helpen om vast te stellen of aanvullend onderzoek nodig is. Er bestaat ook een overzicht van problemen/klachten die lijken op de symptomen van een dwangstoornis, maar het niet zijn.
Online zelf test angststoornis bij PsyQ
Typerend beeld van de dwangstoornis
Wanneer iemand een dwangstoornis heeft, zit hij (en meestal ook de directe familie) in een gevangenis van obsessies, dwanghandelingen, schaamte-, schuld- of angstgevoelens.
Symptomen
De officiële benaming voor een dwangstoornis is obsessief-compulsieve stoornis, vaak afgekort als OCS. De patiënt heeft ongewenste, terugkerende dwangmatige gedachten of denkbeelden. Hij voert dwanghandelingen of psychische activiteiten uit om gevoelens van angst en onrust te voorkomen of te verminderen. Het lukt hem niet om de gedachten en/of handelingen te stoppen.
De dwangmatige gedachten of denkbeelden keren voortdurend terug en zijn ongewenst. De patiënt wil ze niet hebben, maar ze zijn er toch. Het voelt alsof de gedachten hem worden opgedrongen. Vaak maken deze gedachten de patiënt angstig en ervaar hij een gevoel van onrust. Hij probeert de dwanggedachten te neutraliseren of te onderdrukken. Vaak doet hij dit door het uitvoeren van één of meerdere dwanghandelingen.
Voorbeelden van dwanggedachten:
- De patiënt is bang dat hij voortdurend besmet raakt door vuil.
- Hij denkt dat hij grove fouten maakt met ernstige gevolgen.
- Hij heeft gedachten dat hij iemand iets wil aandoen.
- Hij hoort vloekwoorden in zijn hoofd terwijl hij gelovig is.
Wat zijn obsessies?
Obsessies zijn verontrustende gedachte, impulsen of beelden die iemand niet van zich af kan zetten. Bij een obsessie heeft de patiënt dwangmatige gedachten die hij niet van zich af kan zetten. Vaak worden obsessies veroorzaakt door stress. Een obsessie kan een uiting zijn van een obsessief compulsieve stoornis, of een onderliggend symptoom van schizofrenie of een andere aandoening. Behandeling van obsessies gaat altijd gepaard met behandeling van de bijbehorende psychische aandoening. De behandeling gebeurt vaak door middel van gesprekken, medicatie of door zelf maatregelen te nemen.
Voorbeeld:
José krijgt tijdens het autorijden naar en van haar werk gedachten over het ‘schampen’ van auto’s die langs de kant van de weg staan. Iedere keer wanneer ze een schokje voelt of een geluid hoort, denkt ze dat ze een auto heeft geraakt. Het idee zo’n fout te hebben gemaakt, vind José vreselijk. Ze is bang dat ze opgepakt wordt door de politie en dat haar gedrag in het plaatselijke nieuwsblad breed uitgemeten zal worden. Steeds gaat ze terug om te kijken of ze geen schade aan een auto heeft veroorzaakt.
Nogmaals voor de duidelijkheid: iemand die last heeft van obsessies wil absoluut niet doen of uitvoeren waar hij aan denkt en schrikt juist heel erg van zijn eigen ongewenste gedachten.
Wat zijn compulsies?
Compulsies (dwanghandelingen) zijn activiteiten die herhaaldelijk moeten worden uitgevoerd (rituelen) om de door de obsessie veroorzaakte negatieve emoties te verminderen.
Telkens terugrijden met de auto om te kijken of je niet iemand hebt aangereden.
Alhoewel de meeste mensen met een dwangstoornis last hebben van obsessies en compulsies, komt het ook wel voor dat mensen alleen obsessies of alleen compulsies hebben.
Vroege of late symptomen
De dwangstoornis kan al vroeg in het leven ontstaan. De meeste mensen krijgen last van een dwangstoornis tussen hun 20ste en 25ste levensjaar. De dwangklachten kunnen het normale ontwikkelingsproces ernstig gaan belemmeren. Onbehandeld heeft de stoornis een chronisch beloop. Bijna de helft van de mensen heeft het langer dan 30 jaar. Het duurt vooral lang als je het op jonge leeftijd krijgt en last hebt van zowel dwanggedachten als dwanghandelingen. Soms zijn er wel perioden met minder klachten. Ook kunnen de symptomen in de loop van de tijd veranderen.
OCS
Volgens het wereldwijd gebruikte DSM-V handboek valt de Obsessief-Compulsieve Stoornis onder de angststoornissen. Kenmerkend voor een angststoornis is een uit de hand gelopen angst of gespannenheid voor en/of vermijding van situaties die als gevaarlijk beleefd worden. Door deze angst worden mensen ernstig beperkt in hun dagelijks functioneren.
Een paar cijfers
De dwangstoornis komt veel vaker voor dan eerst gedacht werd. Ongeveer 2,6% van de totale bevolking heeft een dwangstoornis. De dwangstoornis komt evenveel bij vrouwen als bij mannen voor. Er zijn wel verschillen gevonden tussen vrouwen en mannen voor wat betreft de soort dwang. Was- en schoonmaakdwang komt meer voor bij vrouwen. Controledwang meer bij mannen. Bij 10% van de mensen met een dwangstoornis, beginnen de dwangproblemen in de kindertijd (vóór het tiende levensjaar). Bij de meeste mensen ligt het begin in de vroege volwassenheid (tussen de twintig en vijfentwintig jaar). En bij ongeveer 9% ontstaan de klachten na hun veertigste jaar. Eén op de drie mensen met een dwangstoornis heeft ook een depressieve stoornis. In de meeste gevallen ontstaat de depressie als gevolg van de dwangstoornis. Eén op de twee mensen heeft naast de dwangstoornis ook een persoonlijkheidsstoornis (dat wil zeggen van jongs af aan duidelijke, kenmerkende problemen in het functioneren en/of in het contact met anderen).
Iemand heeft geen dwangstoornis als het dwangmatig denken of handelen uitmaakt van een andere psychische stoornis zoals:
Hypochondrie; voortdurend bang zijn ernstig ziek te zijn
Dysmorfofobie; een vertekend lichaamsbeeld hebben en ervan overtuigd zijn door een bepaald lichamelijk kenmerk vreselijk lelijk of vervormd te zijn
Syndroom van Gilles de la Tourette; een neurologische aandoening waarbij iemand tegen zijn wil allerlei scheldwoorden roept en last heeft van tics
Het verschil tussen dwang en drang
Een andere groep stoornissen die lijkt op de dwangstoornis noemen we ‘drangstoornissen’. Dit zijn stoornissen waarbij mensen de drang hebben bepaalde dingen te doen waarvan achteraf spijt te hebben. Mensen hebben deze drang omdat ze het prettig of ontspannend vinden. Het geeft hun een kick, een roes of het leidt af van problemen. Je moet dan denken aan verslavingen, eetstoornissen, kleptomanie (stelen), pyromanie (brandstichten) en trichotillomanie (TTM – eigen lichaamshaar uittrekken). Een belangrijk onderscheid tussen dwang- en drangpatiënten is dat dwangpatiënten geen plezier beleven aan het uitvoeren van dwangrituelen. Drangpatiënten beleven, in ieder geval voor korte tijd, wel plezier aan de handelingen die zij uitvoeren.
Hoe heeft het zover kunnen komen?
Het wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaken van de dwangstoornis gebeurt voornamelijk uit twee verschillende hoofdinrichtingen: de biologische en de psychologische theorieën. We hanteren in dit hoofdstuk het volgende indelingsprincipe voor de mogelijke oorzaken van de dwangstoornis:
Lange termijn oorzaken (uit het verleden), die iemand vatbaar of gevoelig kunnen maken voor een dwangstoornis, bijvoorbeeld erfelijkheid, jeugdervaringen en langdurige stress;
Biologische oorzaken: licht overactiviteit in het voorste deel van de hersenen waardoor het voor dwangpatiënten zeer moeilijk wordt om dwanggedachten en dwangbehandelingen los te laten;
Korte termijn oorzaken (uit het recente verleden en in het heden) die de angst kunnen uitlokken, zoals belangrijke gebeurtenissen, maar ook lichamelijke of biologische veranderingen die (ongemerkt) veel spanning geven en daardoor de dwangsymptomen versterken;
Oorzaken die de dwang in stand houden (in het heden en in de toekomst) zoals het negatief beoordelen en wegdrukken van obsessies, toegeven aan veiligheidsgedrag (dwangrituelen uitvoeren, geruststelling vragen, vermijden van situaties die de obsessie kunnen oproepen, een veiligheidspersoon meenemen enz.) en aanhoudende psychologische spanning, conflicten en problemen.
Bij de biologische theorieën kijkt men naar het lichaam, vooral naar verstoringen in het brein of delen daarvan.
Bij de psychologische theorieën kijkt men vooral naar psychologische omstandigheden zoals, achtergrond, omgeving, gedachtepatronen en gedrag.
De Amerikaanse psychiater Edmund Bourne hanteert in zijn Angst- en Fobie werkboek (2000) een praktisch indelingsprincipe voor het beschrijven van de mogelijke oorzaken van de dwangstoornis. Naast de biologische oorzaken, plaatst hij de mogelijke oorzaken ook op een denkbeeldige tijdslijn.
Wat staat iemand te wachten?
Mensen met een dwangstoornis schamen zich meestal voor hun problemen en kunnen daardoor lang aarzelen voordat ze professionele hulp zoeken. Onbehandeld kent de dwangstoornis een chronisch beloop en leidt zij tot problemen op het werk, bij de studie en met de mensen uit de directe omgeving. Zonder een behandeling kan de dwangstoornis ook leiden tot een depressie. Sommige vormen van dwanggedrag brengen ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee.
Na de juiste behandeling van de dwangstoornis ervaart bijna negentig procent van de dwangpatiënten een verlichting van de symptomen. Alhoewel zelden een volledige genezing wordt bereikt, lukt het veel mensen wel om de dwangklachten tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.
We bespreken ‘motivatie-verlagers’ voor therapie zoals geheimhouding, externaliseren* (een manier om aan je problemen te ontsnappen) en misvattingen over de oorzaak van de dwangstoornis en behandelmethoden.
*(Externaliseren is een techniek die psychologen gebruiken om hun patiënten te helpen om hun problemen op te lossen. Het stelt ons in staat om onze problemen of symptomen van buitenaf te observeren en snel en effectief betekenis of oplossingen te vinden).
Uit onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) weten we dat tussen het begin van de dwangstoornis en de behandeling ervan gemiddeld zeventien jaar kan liggen!
Een schokkend cijfer, zeker als u weet hoe invaliderend de dwangstoornis kan zijn. Ook de behandelgeschiedenis van dwangpatiënten geeft niet altijd een rooskleurig beeld: ongeveer negentig procent van de onderzochte groep kreeg optimale medicamenteuze behandeling.
Dwanggedrag dwingt anderen mee te doen
Iemand gaat elk spoortje van normale angst of spanning ten onrechte zien als een voorbode voor groot gevaar. Zodra iemand iets denkt te voelen, wilt diegene vermijden of dwanghandelingen gaan uitvoeren.
Toegeven aan dwang- en vermijdingsgedrag lijkt een oplossing maar heeft een paar belangrijke nadelen.
Behandeling van de dwangstoornis
De medicijnen die het meeste effect hebben op dwangstoornis zijn de zogenaamde antidepressiva. Dit zijn medicijnen die in eerste instantie bedoeld waren voor mensen met depressieve klachten. Later bleken ze ook een positief effect te hebben op angst- en dwangklachten. Deze antidepressiva, die voor dwangklachten vaak in een hogere dosis nodig zijn, worden door de huisarts of de psychiater voorgeschreven.
Antidepressiva kunnen in de eerste weken van gebruik bijwerkingen geven (misselijkheid, maagdarmklachten, duizeligheid, hoofdpijn, trillen, wazig zien, onrustig slapen, diarree of obstipatie en onrust).
In het algemeen verdwijnen deze bijwerkingen na enkele dagen tot weken.
Antidepressiva zijn niet verslavend in tegenstelling tot de rustgevende middelen (benzodiazepinen). De antidepressiva veranderen niets aan iemands karakter. We hebben nog nooit iemand in een ‘zombie’ zien veranderen als hij een tijd antidepressiva gebruikte.
Externaliseren
Iemand ziet niet de dwang als oorzaak van zijn problemen, maar de manier waarop anderen op hem of zijn dwang reageren. Hij legt het probleem buiten zichzelf.
Angst voor de schuldvraag
Onze cultuur is doordrenkt van het Freudiaanse gedachtengoed. De theorie van Freud komt er in het kort op neer dat onze problemen het gevolg zijn van verdrongen (onbewuste) emoties en conflicten uit onze kindertijd. Freud heeft ons geleerd dat ervaringen uit onze kindertijd een belangrijke invloed hebben op hoe we later als volwassenen functioneren. Op dat punt heeft zijn theorie een groot bijdrage geleverd aan het denken over psychologische problemen. Maar er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat psychische klachten, waaronder de dwangstoornis, voor een deel ook biologisch bepaald zijn.
“Freud publiceerde in 1899 ‘De droomduiding’, waarin hij stelt dat dromen een weergave zijn van onbewuste verlangens en wensen.
Sonja Rutten, psychiater bij ParkinsonNet, citaat uit het bijzondere boek ‘Parkinson bij de psychiater’
Een goede behandelaar past ervoor op om de schuld bij de ouders te leggen. De behandelaar is ervan op de hoogte dat de dwangstoornis door verschillende oorzaken bepaald wordt en dat het vooral in het hier-en-nu aangepakt moet worden. De behandelaar zal er niet op uit zijn een wig te drijven tussen de patiënt en zijn ouders of zijn verleden.
Praten is voldoende
Een goede behandelaar zal de patiënt niet alleen laten praten over het dwangprobleem, alhoewel dit het eerste vereiste is. In de behandeling zal hij de patiënt ook actief informeren, hem technieken leren om het dwangprobleem te hanteren en hem helpen de dwang in de praktijk te bestrijden.
Een professionele therapeut heeft oog voor verwaarloosde en achterliggende problemen en zal er in zijn behandelvoorstel rekening mee houden.
Wat betekend een en ander voor de omgeving?
De directe omgeving van iemand met een dwangstoornis kan, onbedoeld, een rol gaan spelen bij het in standhouden van de klachten. Hoe begrijpelijk het meehelpen van de omgeving met het dwanggedrag ook is, het is niet altijd verstandig omdat de dwanggedachten er indirect weer door bevestigd worden.
Als de dwang niet alleen de patiënt maar ook de directe omgeving in haar macht heeft, is het van belang dat ook de omgeving leert er anders mee om te gaan.
De veiligheidspersoon als hulp bij het oefenen
Om dwangpatiënten en hun directe omgeving te motiveren hun gedrag te veranderen gebruiken we in therapie weleens de ‘jeukende wond’ vergelijking. Bij een wond die hevig jeukt, heb je de drang te krabben, om de jeuk te sussen. Iemand weet dat iedere keer krabben even beter voelt en oplucht, maar tegelijkertijd houdt iemand wel de wond open, vergroot de kans op infecties en kan de wond niet helen.
Zo werkt het ook bij dwang. Iedere keer dat de patiënt ergens over piekert en zich gespannen, schuldig en/of angstig voelt, krijgt hij de bijna onbedwingbare neiging om bijvoorbeeld schoon te maken, geruststelling te vragen, te controleren of ander dwangmatig gedrag uit te voeren. Dit gedrag sust tijdelijk het nare gevoel, maar zorgt er tegelijk voor dat de dwangstoornis op de langere termijn in stand blijft (de wond blijft open).
Welke behandelingen bestaan er?
We bespreken drie vormen van therapie waarvan door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat ze de dwangsymptomen aanzienlijk kunnen verminderen:
Farmacotherapie; (medicatie)
Cognitieve therapie; (gedachtetherapie)
Gedragstherapie; (oefenen met het afbouwen van het dwanggedrag)
Deze therapievormen kunnen afzonderlijk worden toegepast, maar in de praktijk worden zij meestal gecombineerd.
De Cognitieve therapie gaat ervan uit dat we de wereld zien door een gekleurde bril. Afhankelijk van de kleur die we dragen, reageren we op de wereld. Iemand met een dwangstoornis overschat de kans op gevaar en onderschat zijn eigen mogelijkheden om iets aan dat gevaar te doen. We laten zien dat dwanggedachten bijna altijd één of meer denk- en waarnemingsfouten bevatten, hoewel deze gedachten in de ogen van iemand die bang is heel terecht en waar lijken. Met twee formulieren, die de therapeut als voorbeeld kan gebruiken, kan de therapeut de patiënt zijn gedachten uitdagen en veranderen. Soms kan het ook van belang zijn in een cognitieve therapie aandacht te besteden aan het veranderen van belemmerende leefregels.
Bij de positieve zelfinstructie leert een cliënt redelijke anti-angstgedachten te herhalen of van een kaartje te lezen en zichzelf ‘moed in te spreken’ in angstopwekkende situaties. Naast de positieve zelfinstructie kan het zeer meer te lezen en informatie op te zoeken over de dwangstoornis. Met behulp van specifieke zelfhulpboeken kan de patiënt, eventueel naast een therapie, zelf zijn dwangklachten aanpakken. We noemen dit ook wel bibliotherapie.
Mensen met een dwangstoornis moeten leren tegen hun eigen angst- en schuldgevoelens in te gaan en er niet aan toe te geven. Door niet toe te geven aan angst, kan de angst vanzelf weer verdwijnen. Gedachten verbeiden of uitbannen is een belangrijke valkuil omdat de patiënt er juist het tegenovergestelde mee bereikt.
In onze dagelijkse praktijk als psychotherapeut gebruiken we de volgende indeling om te laten zien hoe de patiënt de dwangstoornis het beste aan kunt pakken. We verdelen de angst/dwang in drie onderdelen die elk een belangrijk aangrijpingspunt vormen voor behandeling:
Lichamelijke angstbeheersing; gericht op het lichamelijk verminderen van de angst/dwang, met of zonder medicatie:
- Medicatie
- Ademhalingsoefeningen
- Ontspanningsoefeningen
Geestelijke angstbeheersing; gericht op het geestelijk verminderen van de dwang:
- Aanpakken rampgedachten
- Positieve zelfinstructie
- Bibliotherapie
Gedragsmatige angstbeheersing; gericht op het doorbreken van de dwangrituelen en het vermijdingsgedrag:
- Oefenen met het afbouwen van dwangrituelen
- Oefenen met moeilijke situaties
Medicatie
Antidepressiva:
(De meeste stoffen behoren tot de moderne selectieve serotonine-heropnameremmers (SSR’S), behalve clomipramine (Anafranil), die behoort tot de oudere antidepressieva)
Werkzame stof: merknaam: optimale dosis:
Paroxetine Seroxat 60 mg per dag
Fluvoxamine Fevarin 300 mg per dag
Fluoxetine Prozac 60 mg per dag
Sertraline Zoloft 200 mg per dag
Citalopram Cipramil 60 mg per dag
Clomipramine Anafranil 300 mg per dag
Ademhalingsoefeningen
De manier waarop iemand ademhaalt, geeft het stressniveau van zijn lichaam aan. Wanneer iemand gespannen of angstig is, is zijn ademhaling snel en oppervlakkig. Men zegt ook wel dat de ademhaling ‘hoog’ zit. Dat wil zeggen dat iemand vanuit zijn borst ademhaalt.
In ontspannen toestand is de ademhaling diep, rustig en regelmatig, dan zit de ademhaling ‘laag’. Dat wil zeggen dat iemand vanuit zijn buik ademhaalt.
De snelle borstademhaling kan ervoor zorgen dat iemand ‘over ademt’, waardoor er allerlei lichamelijke verschijnselen opgeroepen worden, zoals: snelle hartslag, duizeligheid en tintelingen in de handen, voeten en rond de mond. Een onwerkelijk gevoel en het gevoel ‘los’ te staan van het lichaam.
Een oppervlakkige, snelle borstademhaling kan lichamelijke angstsymptomen oproepen of verergeren.
‘Langzaam, zorgvuldig en rustig ademhalen is een natuurlijke manier om zich direct te ontspannen’
Positieve zelfinstructie en bibliotherapie
Bij de positieve zelfinstructie leer de patiënt redelijke ‘anti-angstgedachten’ te herhalen of van een kaartje te lezen en zichzelf moed in te spreken in angstopwindende situaties.
De Amerikaanse psychologen Robert Leahy en Stephen Holland hebben zo’n positieve zelfinstructie ontworpen.

“It is not a matter of living a life, that is free of suffering. It is living a life that is worth suffering for.”
Valkuilen
Valkuil 1: ik moet obsessie wegdrukken
Als iemand probeert een gedachte of obsessie weg te drukken wordt vaak het tegenovergestelde bereikt.
Valkuil 2: denken staat gelijk aan doen
Iemand denkt iets te willen doen en heeft ook de gedachte het gedaan te hebben. Steeds zal weer blijken dat hij zijn dwanggedachte niet in daden heeft omgezet.
Valkuil 3: als ik een schuldgevoel heb, ben ik schuldig!
Iemand neemt zijn schuldgevoel als bewijs voor zijn eigen ‘slechtheid’. Dit in plaats van rustig en van een afstand te bekijken of zijn schuldgevoel terecht is.
Valkuil 4: ik ben verantwoordelijk voor het (nood)lot van anderen
Mensen die veel dwangmatig piekeren hebben sowieso de neiging zich over van alles schuldig te voelen. Ze blijven zich voortdurend verantwoordelijk voelen voor mensen uit hun omgeving.
Oefenen met het stappenplan
Stap 1: orde in de chaos
Het basisprincipe van de onderstaande ordening kan de patiënt op elke gedachte toepassen, ongeacht de vorm die zijn dwanggedachte heeft aangenomen. We beginnen het ordenen door het stellen van een aantal belangrijke vragen:
- Waar is de patiënt bang voor (wat is zijn obsessie)?
- Wat laat de patiënt om te voorkomen dat hij gespannen wordt (welke situaties gaat hij uit de weg)?
- Wat doet de patiënt om rustiger te worden (welke dwanghandelingen voert hij uit)?
Doelen
Nadat de patiënt de bovenstaande vragen heeft beantwoord kan je de volgende vraag als therapeut stellen:
Wat wil de patiënt bereiken?
Laat de patiënt de vraag zo specifiek en concreet mogelijk beantwoorden. Laat de patiënt duidelijk aangeven welke dingen hij weer wil gaan doen.
Stap 2: stapsgewijze confrontatie
Maak samen met de patiënt een lijst van situaties die hij vermijdt (gebruik hierbij de antwoorden op vraag 2). Geef per situatie aan hoe groot de angst/spanning zou zijn als de patiënt de confrontatie met de situatie aan zou gaan zonder achteraf een dwanghandeling uit te voeren. Neem de tijd voor deze lijst. Laat de patiënt erover praten met zijn partner of een ander vertrouwd persoon zoals jij als therapeut.
Hoe kan de patiënt de draad weer oppakken?
De ADF-stichting (Angst, Dwang en Fobie Stichting) is een patiënten-/familieorganisatie die zich inzet voor mensen met angststoornis. Laat de patiënt overleggen met de huisarts van de patiënt of met bijvoorbeeld de ADF-stichting hoe de patiënt een eventuele wachttijd voor therapie het beste kan overbruggen.
Het doel van elke therapie of zelfhulpmethode is dat de patiënt goed met de dwangsymptomen om leert gaan. Verandering gaat niet vanzelf, er wordt van de patiënt een grote inzet verwacht. Vooral het oefenen met het achterwege laten van rituelen en het omgaan met moeilijke situaties zal veel inspanning kosten.
We kunnen de patiënt een ontspanningsoefening geven die hij direct zelf kan toepassen. Te veel stress, oververmoeidheid of ziekte, vermijdingsgedrag of het stoppen met medicatie kunne tijdelijk opnieuw dwangklachten uitlokken.
Zonder overdreven voorzichtig te worden, is het verstandig dat de patiënt de leefstijl in balans weet te houden. We kunnen als therapeut enkele trainings- en terugvalpreventietips aan de patiënt geven. Als de ‘eerste keuze’ – behandelingen (wetenschappelijk getoetste behandelingen) onvoldoende aanslaan, moet bij elke individuele patiënt een afweging gemaakt worden met welke therapievorm of therapiemethode de behandeling voortgezet kan worden.
Wat kan de patiënt zelf direct doen?
Ademhalings- en ontspanningsoefeningen
Ademhalings- en ontspanningsoefeningen zijn de eerste en meest eenvoudige technieken om beter met angst te leren omgaan.
Buikademhaling
Je kan de patiënt leren om de buikademhaling te gaan toepassen.
Buikademhaling is een krachtige, natuurlijke techniek om alle vormen van angst te verminderen, voordat ze te hoog kunnen oplopen. Deze rustige manier van ademhalen kan in een korte tijd de lichamelijke angstsymptomen verminderen. Het leren van de buikademhaling is niet moeilijk:
- Laat de patiënt zo gemakkelijk mogelijk gaan zitten of liggen. Laat de patiënt één of twee handen op de buik leggen. Laat de patiënt inademen door de neus en laat de buik omhoogkomen. Controleer of de buik omhoogkomt. Adem weer uit door de neus. Probeer je buikspieren meer te gebruiken dan je borstspieren. Laat de patiënt de adem niet vasthouden.
- Laat de patiënt de uitademing langer maken dan de inademing.
- Herhaal deze oefening een paar keer per dag.
Ontspanningsoefening
Laat de patiënt ergens rustig gaan zitten of liggen en laat hem, indien mogelijk, zijn ogen sluiten en zeg hem de volgende tekst voor, waar hij naar luistert en tegelijk toepast:
‘Ik ontspan de spieren van mijn voorhoofd, ogen en kaken. Ik neem afstand van de dagelijkse gebeurtenissen en concentreer mij op de oefening. Voordat ik begin, adem ik rustig en adem weer langzaam uit………ik adem rustig in…….en adem weer langzaam uit.
Mijn ademhaling is rustig….
Ik richt mijn aandacht op mijn benen en heupen……mijn benen en heupen zwaar en warm……mijn benen en heupen zijn zwaar en warm……mijn benen en heupen zijn in rust, in diepe rust……
Mijn ademhaling is rustig….
Ik richt mijn aandacht op mijn buik, borst en rug……mijn buik, borst en rug zijn zwaar en warm……mijn buik, borst en rug zijn zwaar en warm……mijn buik, borst en rug zijn in rust, in diepe rust……
Mijn ademhaling is rustig….
Ik richt mijn aandacht op mijn armen, schouders en nek……mijn armen, schouders en nek zijn zwaar en warm……mijn armen, schouders en nek zijn zwaar en warm……mijn armen, schouders en nek zijn in rust, in diepe rust……
Mijn ademhaling is rustig….
Mijn voorhoofd is aangenaam koel……mijn voorhoofd is aangenaam koel……mijn voorhoofd is in rust, in diepe rust……
Mijn ademhaling is rustig….
Ik beëindig nu de ontspanningsoefening!”
Laat de patiënt zich na de ontspanningsoefening helemaal uitrekken (maak een juichgebaar en glimlach), de patiënt buigt zijn hoofd even naar achter, zodat het lichaam een teken krijgt dat het goed is.
Internet sites om te raadplegen (up to date 08 feb 2021)
Fobie-/ dwanglinks:
Angst, Dwang en Fobie Stichting, https://adfstichting.nl/
Hersenstichting, https://www.hersenstichting.nl/hersenaandoeningen/fobie/
Bibbers, https://bibbers.nl/
Stichting “Omgaan met angst”, https://omgaanmetangst.nl/
Mentaal Vitaal, https://www.mentaalvitaal.nl/psychische-aandoening/angststoornis-meer-informatie
Angstbehandelcentrum IPZO, https://www.ipzo.com/
Algemene links:
https://www.zorgkaartnederland.nl/psychiater/pagina3
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geestelijke-gezondheidszorg
https://www.gezondheidsplein.nl/
Engelse sites :

Hfdst. 4 Leven met een fobie 64
Dr. Jac Hoevenaars, psycholoog-psychotherapeut, was directeur van het Ambulatorium (tegenwoordig Ambulatorium FSW UU), een polikliniek van de universiteit Utrecht, waar men gespecialiseerd was/is in de behandeling van fobieën. Een kwart eeuw lang deed Jac Hoevenaars onderzoek naar fobieën, publiceerde tal van (populair-) wetenschappelijke boeken en artikelen en was jarenlang bestuurslid van de Stichting Fobieclub Nederland (nu ADF Stichting). Daarnaast was hij hoofdopleider in de psychtherapie voor centraal Nederland.
Voorwoord
Sommige mensen zijn fobisch voor dieren zoals: honden; katten; muizen; spinnen; insecten (wespen); palingen; kikkers; slangen; vlinders; vogels of vleermuizen.
Andere zijn weer fobisch voor hoogten; diepten; zwemmen in diep water; onweer; wind en storm.
Maar er zijn ook mensen die een fobie hebben voor de tandarts; injecties; bloed; het Ziekenhuis of hele specifieke situaties zoals liften; tunnels; reizen per vliegtuig; boot of openbaar vervoer.
Of extreem bang om bepaalde ziektes op te lopen of om zich te verslikken (stikken) in voedsel.
Erg veel mensen zijn fobisch voor één van de bovengenoemde dieren; natuurverschijnselen; medische handelingen; ruimtelijke situaties of andere heel nauwkeurig te omschrijven, gebeurtenissen.
“LEVEN MET EEN FOBIE HOEFT NIET!”
Jac Hoevenaars, psycholoog-psychotherapeut
Wat is er met me aan de hand?
Er zijn vijf verschillende categorieën specifieke fobieën: voor bepaalde dieren, voor natuurlijke situaties, voor ruimtelijke situaties, en voor ‘overige’ (de ‘restcategorie’). Heel veel mensen zijn in de bewuste situatie bang, maar we spreken pas van een fobie als hun leven er ernstig door beperkt wordt. Ook kinderen kunnen een fobie hebben. Voor hen geldt dezelfde indeling in vijf categorieën. Heel veel kinderen zijn, tijdelijk, bang voor één van de dieren, situaties of verschijnselen die we in dit hoofdstuk bespreken. Bij hen is sprake van een fobie als de angst langer dan een half jaar aanhoudt én hun leven er ernstig door beïnvloed wordt.
Iemand is bang voor een specifiek dier, verschijnsel of situatie, en die angst is zo groot dat zijn leven er ernstig door gehinderd wordt. Als dat zo is dan is het een geval van een specifieke fobie.
In de vakliteratuur lijkt een voorkeur te bestaan voor Griekse termen om een specifieke fobie aan te geven:
- Een fobie voor hoogten heet een acrofobie
- Een fobie voor spinnen wordt een arachnofobie genoemd
- Een fobie voor afgesloten ruimtes noemt men claustrofobie
- En een plein- of straatvrees wordt agorafobie genoemd
(Claustrofobie is de meest benoemde fobie)
De term xenofobie wordt gebruikt voor ‘angst voor buitenlanders’, dit is eigenlijk geen fobie, maar een afkeer.
U als behandelaar zult een patiënt met een specifieke fobie gaan behandelen met gebruik van de DSM-V om na te gaan of de patiënt daadwerkelijk lijdt aan een specifieke fobie.
(Zie voor uitgebreide Nederlandse omschrijving in de DSM-V)
Soms gaat het helemaal niet om een fobie, maar om een onderdeel van een posttraumatische stressstoornis of om heel andere problematiek. Die andere problematiek moet wel voldoen aan de criteria die daarvoor gelden volgens de DSM-V.
Cijfers
In de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft een groep onderzoekers in Amerika een onderzoek gehouden. Ze vroegen aan willekeurige mensen in een Amerikaanse stad om aan te geven voor welke dieren en omstandigheden ze bang waren. Bovendien moesten deze mensen aangeven hoé bang ze in die situatie waren. Dit leverde de volgende gegevens op:
Enige tot behoorlijke angst fobische angst
Slangen 39% ziekte/verwondingen 3,1%
Hoogte 31% storm 1,3%
Storm 21% dieren 1,1%
Reizen per vliegtuig 20% vreemde omgeving 0,6%
Verwondingen 18% dood 0,5%
Ziekte 17% menigte 0,4%
Dood 16% hoogte 0,4%
Nauwe ruimten 12%
Vrouwen hebben meer last van specifieke fobieën dan mannen. Steeds vaker duikt dit gegeven op. Zo’n 70% tot 80% van de mensen die zich aanmelden voor behandeling van een specifieke fobie is van het vrouwelijk geslacht.
Hoe heeft het zover kunnen komen?
Hoe een specifieke fobie precies ontstaat weten we niet. Uit onderzoek is duidelijk geworden dat je er aanleg voor moet hebben (en die aanleg zit ergens in je genen), maar aanleg alleen is niet voldoende. Vanuit de leertheorieën wordt gesteld dat je zelf actief betrokken bent bij het verwerven van een specifieke fobie. Je moet een dier, verschijnsel of situatie de betekenis geven van ‘eng’ en daarna moet je aan het vermijden slaan. In combinatie met een aanleg voor fobieën zou dat kunnen leiden tot het krijgen van een specifiek fobie.
De veronderstelling dat een specifieke fobie niet meer dan een vermomming is voor een ander, maar onbewust, probleem wordt niet bevestigd door onderzoek. Deze psychodynamische visie op fobieën is tientallen jaren toonaangevend geweest, maar verliest meer en meer terrein.
De theorie, of het model, van de Weense psychiater Siegmund Freud is het beste uitgewerkt en heeft bijna een eeuw lang het denken over (specifieke) fobieën bepaald.
Er zijn ook vanuit de medische wereld ideeën geformuleerd over lichamelijke aanleg voor het krijgen van specifieke fobieën, over erfelijke factoren die een rol zouden spelen en over andere lichamelijke oorzaken die zouden kunnen leiden tot het ontstaan van een specifieke fobie. Dit worden ook wel medische benaderingen genoemd.
Veel ingenieuzer en veel ingewikkelder is de psychodynamische theorie van Freud. Hij formuleerde zijn theorieën in de eerste jaren van de vorige eeuw. Kinderen en volwassenen zouden allerlei driften in zich hebben die in de loop van het leven een sociale acceptabele vorm moeten krijgen.
Beroemd is Freuds beschrijving van kleine Hans,
‘Hij had een fobie voor paarden en zijn vader vroeg Freud om raad. Freud legde de vader uit dat de vierjarige Hans in een leeftijdsfase was gekomen waarin hij seksuele fantasieën over vrouwen, vooral zijn moeder kreeg. Dat zou een normaal ontwikkelingsverschijnsel zijn bij vierjarige jochies. Vader heeft in die fantasie ook een rol. Hij heeft een relatie met moeder, beseft het vierjarige kind, en dus moet hij uit de weg worden geruimd. Zulke seksuele en agressieve gevoelens zijn voor een kind zeer beangstigend. Het is afhankelijk van zijn ouders. Het kan nooit zonder hen en nu wil het één van hen opruimen en ‘slechte’ (seksuele) gevoelens richting de andere ouder zijn gang laten gaan. Dat kan niet, dat mag niet, dat leidt tot brokken en ernstige straf van de ouders, als die achter de gevoelens en fantasieën komen. In deze periode wandelde kleine Hans met zijn vader op straat en was getuige van het op hol slaan van een paard. Dat riep (bij alle omstanders) een normale schrikreactie op, maar bij kleine Hans nog iets anders. Hij zag zijn kans schoon en ontwikkelde razendsnel een specifieke fobie voor paarden. Hij durfde nauwelijks meer de straat op en raakte geheel overstuur bij het zien van paarden. Vader werd een trouwe beschermer van de kleine jongen. Daarmee sloeg Hans twee vliegen in één klap: de boze gevoelens voor zijn vader plus de seksuele gevoelens voor zijn moeder werden diep weggestopt in zijn onbewuste én hij ontwikkelde snel een vriendschapsband met zijn vader, van wie hij afhankelijk was geworden. Maar dat alles had wél een prijskaartje:
een specifieke fobie voor paarden’.
Als men een specifieke fobie heeft is vaak een psychoanalyse het gevolg.
Er zijn nog heel wat andere psychodynamische ideeën ontwikkeld over (specifieke) fobieën, maar hun invloed is heel beperkt gebleven. Zo veronderstelde Jung, een tijd- en vakgenoot van Freud, dat er aangeboren patronen ‘archetypen. De spin zou zo’n ‘archetype’ zijn. Daarom zouden angsten en fobieën voor spinnen zo vaak voor komen.
Een klein jongetje, Albert genaamd, had een specifieke fobie voor witte ratten (en alles wat daar een beetjes op leek, tot en met de bontstola van zijn moeder). Dit voorbeeld werd opzettelijk door de Amerikaanse psycholoog Watson in het leven geroepen. Watson wilde daarmee aantonen dat je een specifieke fobie gewoon kunt aanleren en dat er geen sprake is van een onderliggend probleem.
Weer een andere Amerikaanse psycholoog, Bandura, toonde in de jaren zeventig van de vorige eeuw aan dat je helemaal geen nare ervaringen hoeft te hebben om een specifieke fobie op te lopen. Hij liet kinderen en volwassenen (op een veilige afstand) kijken naar fobische reacties van anderen. Een deel van de kijkers ontwikkelde prompt vrees voor de situatie waar ze naar gekeken hadden.
Wat staat de patiënt te wachten?
Een specifieke fobie gaat niet vanzelf over en slijt ook niet met de jaren. Blijft een fobie onbehandeld, dan is de enige uitbreiding ervan te verwachten. Omdat velen tegen een behandeling opzien, worden plannen om er iets aan te doen als regel uitgesteld. Als de nood hoog wordt meldt iemand zich wel, maar dan is de redding niet binnen enkele dagen te verwachten. Angsten van kinderen verdwijnen meestal wel in de loop van de tijd, zeker als er goede opvoedkundige maatregelen worden genomen. Een behandelde fobie heeft een zeer goede prognose. Terugval komt zelden voor. Af en toe eens stilstaan bij de nieuwe houding en gedrag tegenover het dier, het verschijnsel of de situatie waarvoor de fobie ooit bestond, kan geen kwaad.
Wat betekent een en ander voor mij en mijn omgeving?
Een specifieke fobie heeft een verstorende invloed op het leven van de patiënt. Hun eigen opvattingen over hun leven, hun levensomstandigheden, de aard van hun fobie en de mate van uitbreiding daarvan bepalen of zij met hun angst redelijk kunnen leven. Ze kunnen in het algemeen wel rekenen op begrip van hun omgeving. Vrienden accepteren hun angst wel, maar begrijpen er doorgaans weinig van. Vooral bij veranderingen in hun werk kunnen angsten plotseling fobische proporties aannemen.
Welke behandelingen bestaan er?
Specifieke fobieën zijn zeer goed te behandelen. Als de patiënt maar heel af en toe last heeft van zijn angst kunnen angst onderdrukkende medicijnen van nut zijn, maar de patiënt moet oppassen voor de verslavende werking daarvan. Gedragstherapie is een probaat middel gebleken om de patiënt te bevrijden van zijn angst of fobie. Zo’n therapie kan de patiënt samen met jouw als hulpverlener uitvoeren maar de patiënt zalf kan ook aan de slag gaan. Stap voor stap de confrontatie aan durven gaan, hetzij in de verbeelding van de patiënt hetzij in de werkelijkheid. Goede gedachten daarbij en vaardigheid in het ontspannen van hun lichaam zijn de belangrijkste onderdelen van zo’n gedragstherapie. Creatieve oplossingen voor problemen die zich voordoen bij het overwinnen van hun fobie maken de kans op succes groot en kunnen ervoor zorgen dat de patiënt tijdens zijn behandeling af en toe ook nog kan lachen.
‘Ik lag te denken aan windkracht 10. De stofzuiger stond achter me, met de slang in het blaas gat. De föhn lag blazend naast me op tafel. Ik voelde nog maar een heel klein beetje angst. Opeens hoorde ik tikken op het raam. Ik opende mijn ogen en zag de postbode, die een brief omhooghield. Ik zette de apparaten af en ging naar de deur. “Aangetekende brief voor u”, zei de postbode, “hier tekenen graag”. Ik zag de verbaasde blik in zijn ogen. “Ik ben bang voor storm”, zei ik, “en doe gedragstherapieoefeningen omdat mijn vrouw en ik een cruise gaan maken”. “Hier moet u tekenen”, zei de postbode opnieuw.
(Verslag van een kale patiënt met een fobie voor wind tijdens een van de laatste gesprekken)
Angstthermometer
100 volledige paniek
90 extreem angstig
80 intens angst
70 erg angstig
60 sterk angstig
50 behoorlijk angstig
40 nogal angstig
30 enigszins angstig
20 een beetje angst
10 lichtjes angstig
0 helemaal niet angstig
Verdieping (up to date 08 feb 2021)
Internetsites:
Stichting Valk, http://valk.org/
ADF Stichting, https://adfstichting.nl/
Stichting Pandora, https://www.stichtingpandora.nl/
Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën (VGCT), https://www.vgct.nl/home
IPZO-angstbehandelcentrum, https://www.ipzo.com/
Engels-, Duitstalige sites:
Mental Health, https://www.mentalhealth.org/
Psycom, https://www.psycom.net/
Webtherapie, https://webtherapie.net/
Dentalphobia, https://www.dentalphobia.com/
Parkinson instanties/ hulpverleners:
Koen Lucas en Kees Vermunt van ‘Omgaan met de ziekte van Parkinson’, http://omgaanmetdeziektevanparkinson.nl/ en
http://omgaanmetdeziektevanparkinson.nl/over-kees-koen/
René Kuiper van ‘Omgaan met Parkinson’, https://omgaanmetparkinson.nl/m/ en https://parkinsonlink.nl/
Theo van Neerven van Uw Verzuimregisseur,
Website en boeken van Ad Nouws, http://www.nouwshulpbijparkinson.nl/
‘Verder met Parkinson’ van Abbvie, https://www.verdermetparkinson.nl/
ParkinsonNet, https://www.parkinsonzorgzoeker.nl/#/
Studieliteratuur:
Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV, V; American Psychiatric Association (Diagnostic and statistical manual- fourth and fifth edition; DSM-IV, V)
Angst, fobieën en dwang: diagnostiek en behandeling; P.M.G. Emmelkamp, T.K. Bouman en H.A. Scholing
Klinische psychologie: de paniekstoornis, fobieën en gegeneraliseerde angst; M. van den Hout
Met angst en beven; M. de Wolf en J. Hoevenaars
Leven met een fobie; J. Hoevenaars
Leven met een borderline persoonlijkheidsstoornis; J. Giesen-Bloo
Leven met een psychotische stoornis; M. Addelo
Angst, fobieën en dwang: diagnostiek en behandeling; P. Emmelkamp, T. Bouman en A. Scholing
Vliegangst; L.J van Gerwen (alleen in de bibliotheek)
Ruimte voor jezelf; F. Sterk, S. Swaen
Leven met een dwangstoornis; F. Sterk, S. Swaen
Living with fear: understanding and Coping with anxiety; I.M. Marks
World Health Organization (1999). Regional Office for Europe, Background Document on transport, environment and health, Draft.
Andere studieliteratuur, mede gelinkt aan angststoornissen en Parkinson:
Mijn denken stottert vaak meer dan mijn benen; A. Nouws
Mentale kwetsbaarheid door Parkinson; A. Nouws
Het duiveltje van de Geest; L. Bear
Alles onder controle; L. Bear
Ik kan denken/voelen wat ik wil. Een handleiding tot het oplossen van emotionele problemen door rationele zelf-analyse; R.F.W. Diekstra
Overwin je faalangst; A. Nieuwenbroek, J. Ruigrok
Omgaan met Rijangst; J. van den Berg, C. Boon, L. van Bergen
Dream Wheels; R. Wagamese
Over de Grenzen van Cultuur; F. Trompenaars, C. Hampden-Turner
Living with Parkinson’s Disease A complete Guide for Patients and Caregivers; Michael S. Okun, MD; Irene A. Malty, MD; Wissam Deeb, MD
Principes van Marketing; P. Kotler
Philip Kotler’s FAQs over marketing; P. Kotler
Generatie Z En de Vierde (Industriële) Revolutie; J. Ahlers, R. Boender
Gen Z Verlangen naar Verandering; J. Ahlers, R. Boender
Nawoord
Dit studie verslag ter ondersteuning van het behandelen van rijangsten is mede tot stand gekomen met medewerking van de auteurs en psychologen die de studieboeken hebben geschreven.
Ik dank dan ook de auteurs en uitgevers die toestemming hebben verleend tot het mogen citeren uit de boeken. In navolging van thuisstudie heb ik mij ook kunnen scholen via diverse websites en Universitaire studies, internetsites en sociale media zoals beeldmateriaal op YouTube. In mijn loopbaan als rijangst-coach heb ik vele mensen met angsten mogen begeleiden naar het CBR, ook diegene die onder behandeling waren van psychose, de rijtest van het CBR en het één op één theorieles geven aan mensen die hierin meer persoonlijke aandacht nodig hadden. Ook aan hun dank verschuldigd voor het vertrouwen en de fijne contacten.
Mocht u na lezen van dit studie verslag vragen of opmerkingen hebben, schroom dan niet om mij via het contact formulier op de website van Parkinson(isme) en Verkeersdeelnemer te benaderen.
Vriendelijke groet,
Hans van Geluk
© Parkinson(isme) en Verkeersdeelnemer 08-02-2021
Men’s brains vs Women’s brains